Indische Letteren. Jaargang 1
(1986)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
Indische steden in de literatuur
| |
[pagina 90]
| |
Dominee François Valentijn
| |
[pagina 91]
| |
Op zulk een Speelmans toon en brommende oorlogssnaren Dit fort is nu een van de weinige gerestaureerde Hollandse vestingwerken in Indonesië. De stad Ujung Pandang had in de jaren na de onafhankelijkheid de financiële middelen niet om zoals andere Indonesische steden deden, de Hollandse vestingwerken met de grond gelijk te maken. Pas veel later ging men de historische waarde van deze beeldende elementen in de stad beseffen en is men tot restauratie overgegaan. Het fort binnengaand, komt men op een ruime binnenplaats met schaduwrijke bomen. Ook al zal de tegenwoordige reiziger nu niet direct aan Haarlem of Naarden moeten denken, zoals Augusta de Wit deed toen zij op een journalistieke reis in 1914 het fort bezocht,Ga naar eind4 toch is het Hollandse karakter onmiskenbaar. De kleine glas-in-lood ramen van de huizen binnen het fort, de spitse daken en het kleine kerkje in het midden zijn hiervoor de reden. Op een van de bankjes onder het lommerrijke groen gezeten kan men even de drukke en vooral hete stad vergeten. In het fort zijn nu de streekarchieven en een goed geoutilleerd museum gevestigd. De Javaanse vrijheidsheld Diponegoro heeft hier in dit fort van 1835 tot aan zijn dood in 1855 gevangen gezeten. Zijn graf vindt men niet ver van het fort vandaan in Jalan Diponegoro. Een nazaat van de held treedt bij het graf als gids op voor de weinige bezoekers. Over deze gevangenschap van Diponegoro schreef Hella Haasse het toneelstuk Schaken met Diponegoro, een dialoog tussen Diponegoro en zijn bewaker. Ook de al eerder genoemde Augusta de Wit geeft, wanneer zij op een van haar vele reizen de stad Makassar aandoet, een beschrijving ervan. Op de haar eigen plastisch romantische wijze schildert zij ‘de Maleische buurt’ met ‘als wederpart de Chineesche’. Deze wijk ‘gaat van lieverlede langs een breede straat, aan het uiteinde waarvan, alweer de zee blinkt, over in de buurt waar de Hollanders wonen: zoodat aan de ééne zijde nette inlandsche huizen staan met gevlochten wanden en bladeren dak, en aan de andere kalkwitte steenen Hollanderhuizen op ommuurde erven’.Ga naar eind5 Aan deze straat, vroeger Heerenweg nu Jalan Hasanuddin, staan ook nu nog aan de ene kant van de weg verschillende ‘Hollanderhuizen’ uit die tijd. De ‘Inlandsche’ huizen hebben, evenals de strandkampongs, plaats moeten maken voor de zeer Zuideuropees aandoende | |
[pagina 92]
| |
strandboulevard die in 1935 is aangelegd. Deze strandboulevard, uniek voor Indonesië, is beeldbepalend voor het huidige Ujung Pandang. De zonsondergangen zijn er schitterend en tegen het vallen van de avond verlichten de olie- en gaslampjes van de vele eetkarretjes de kade sprookjesachtig. Echter ook zonder strandboulevard waren de zonsondergangen indrukwekkend, getuige de brief die Friedericy in juni 1922 aan zijn ouders schreef: ‘[...] en daarna ging ik met zonsondergang naar de pier. Daar stond ik dan alleen aan de wijde zee van Makassar. Op de voorgrond, deinend op de korte golfslag, Makassaarse prauwen; op de rede, roerloos, grote zeestomers; in de verte twee, drie eilanden; en aan de horizon de grote vurige, snel verdrinkende zon.’Ga naar eind6 Friedericy kwam als jong en pril bestuursambtenaar, op weg naar zijn eerste standplaats in Zuid-Celebes, Watampone, in 1922 op doorreis in Makassar, alwaar hij in het Oranjehotel logeerde. In 1923 wordt hij van Watampone overgeplaatst naar Makassar en neemt zijn intrek in pension Mesman, ‘een groot, wit, oud Indisch huis van een verdieping’.Ga naar eind7 Dit oude Indische huis is helaas verdwenen en op diezelfde plek aan de Jalan Hasanuddin staat nu het grote, moderne hotel Marannu. De overplaatsing naar Makassar beviel Friedericy aanvankelijk in het geheel niet goed. In de eerste plaats vond hij zijn werk (hij werd belast met de bestrijding van onwettige occupatie van gouvernementsgronden, waardoor hij een groot deel van zijn tijd op het kadasterkantoor doorbracht) veel minder boeiend en belangrijk dan zijn werk in Bone. Hij schrijft hierover wederom aan zijn ouders: ‘Geef mij maar Bone terug met O'Brien en Haaksma. Daar werd gewerkt en hard, aan heel wat grotere en grootsere zaken dan hier in de stad Makassar. Daar werd geprobeerd het land en het volk vooruit te brengen. Daar werd bestuurd.’Ga naar eind8 Deze zinsneden tonen Friedericy ten voeten uit: idealistisch en stellig overtuigd dat het Hollandse bestuur een goede zaak was. En in de tweede plaats was Makassar niet die bruisende, grote stad vol sprankelende culturele evenementen en jonge mondaine meisjes, die hij zich had voorgesteld: ‘Makassar is een Indische stad en dat betekent ook achterklap en intriges.’Ga naar eind9 Maar eigen aan zijn enthousiaste karakter gaat Friedericy niet bij de pakken neerzitten. Zo wordt hij bijvoorbeeld een actief lid van de Makassaarse toneelvereniging, die geregeld voorstellingen geeft in de sociëteit De Harmonie. En als hij in 1924, na eerst te zijn overgeplaatst naar Maros en vervolgens naar Bantaëng, weer terugkomt in Makassar, nu als rechterhand van de gewestelijk secretaris, is hij zo gegrepen door zijn werk (‘ons werk’,Ga naar eind10 zoals hij schrijft) dat de klachten die hij een jaar tevoren geuit had, vergeten lijken. | |
[pagina 93]
| |
Veel van de Hollandse gebouwen uit de tijd van Friedericy kan men in het huidige Ujung Pandang nog steeds aantreffen. Zij zijn alle gelegen aan Jalan Jenderal A. Jani (vroeger het Hooge Pad). In het gouverneurskantoor is nu de regionale politie gevestigd; het Oranjehotel was tot voor kort nog steeds in gebruik als hotel maar nu onder de naam Grandhotel; en de sociëteit De Harmonie wordt nu gebruikt als bioscoop. Ook voor Carl en Ab, de hoofdpersonen uit Bep Vuyks roman Duizend eilanden is Makassar geen stad vol van bruisend leven: ‘Op Makassar beginnen de buitenbezittingen. Het leven is er langzamer, de huizen groter, de straten breder en met zware bomen beplant.’ Voor hen is het ‘de laatste grote stad van de wereld’.Ga naar eind11 Van oudsher is Makassar het handelscentrum geweest van de oostelijke archipel. De zo kenmerkende Makassaarse prauwen ontbreken in geen enkele reisbeschrijving of roman die zich in deze contreien afspeelt: Met de Westenwind voeren zij naar de eilanden van het Oosten, naar Ambon, Boeroe, Ceram, tot de verre kusten van Halmaheira en Papoea toe. Volgepropt met sarongs en katoentjes, met borden en pannen, rijst, suiker en petroleum, die zij ruilden tegen copra en bosprodukten. Hun komst wekte de slaperige bevolking tot een kortstondige bedrijvigheid, eindigend als de prauwen heenvoeren, de rode zeilen gehesen en met gongs en luide stemmen roepend om goede wind. De seizoenen werden gekenmerkt door het komen en gaan van deze prauwen!Ga naar eind12 Langzamerhand verdrong de geregelde pakketvaart van de KPM,Ga naar eind13 niet van de wind afhankelijk, deze handel grotendeels. Maar tegenwoordig zijn de prauwen opnieuw een belangrijke rol in het handelsverkeer gaan vervullen. De oude prauwhaven ligt nu tussen de nieuwe Pelabuhan Sukarno waar de grote passagiersschepen van de PELNIGa naar eind14 aanleggen en de Pelabuhan Hatta, het voormalige Nieuw Handelshoofd. Als jong meisje verhuisde Lin Scholte met haar familie van Java naar Makassar. Deze tijd in Makassar, waar zij ook nog na haar huwelijk wonen bleef, beschrijft zij in haar roman Bibi Koetis voor altijd, een van de weinige boeken die gaan over het leven van Indo's in bezettingstijd en in de tijd daarna. Margaretha Ferguson woonde in 1939, negentien jaar oud en pas getrouwd met een zeeman van de KPM, aan de Sambung Jawaweg 5 (Jalan Arif Rate). In hetzelfde nette Europese wijkje woonde als kind Hans Vervoort op de Bessieweg (Jalan Lamadukeleng). Geen van bei- | |
[pagina 94]
| |
den hebben over deze periode geschreven, hoewel het leven in het voormalige Indië een van de hoofdthema's vormt van hun werk. Jacob Vredenbregt, die onder de naam M. Jacob in 1984 debuteerde met de roman Aan het einde van de middag, heeft enige tijd aan de Jalan Botolepangan 34 gewoond. Ook hij heeft tot nu toe niet over deze tijd geschreven.
De stad Ujung Pandang groeit nog steeds: aan de moerassige randen ervan verrijzen nieuwbouwwijken, kantoren en universiteitscomplexen. De tijd gaat verder en het lijkt heel lang geleden dat Valentijn schrijven kon: De stad (Macasar) is maar een open vlek, dat ook anders wel Negrij Vlaardingen genaamt word en waar in men maar een groote ongeplaveide straat (zoo ik meine de Chineesche) en dan nog 2 of 3 kleine straaten heeft.Ga naar eind15 |
|