Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen
(1967)–Anoniem Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 41v]
| |
Loff:
Den Vloeck die wordt een Zegen rijck !
Wie hoorde oyt meer des-gelijck?
2 O DOODT waar is u Prickel bleven?
V Over-winning Hel daar neven?
O Sonde waar is uwe Maght?
Daar met ghy t'samen hadt gedacht
Ons uyt te royen in-den grondt?
Ons HEEREN Doodt u heeft door-wondt.
3 Ghy moet nu t'samen uyt 'tveldt vluchten,
Des wy voor u niet meer en duchten.
Des DOODTS Schicht ons wel treffen sal,
En rucken uyt dit jammer-dal:
Doch ghy soo DOODT den padt bereydt,
Ten Hemel-vvaardt in eeuwigheydt.
4 VVat moght ghy dulle DOODT beginnen?
Waar waren SATAN uwe sinnen?
Dat ghy des Levens-Bergh verclomt,
Daar al u on-geluck aff comt?
Wiens Val u dede vallen hardt,
En all' u Aan-slag heeft verwart.
5 O Coningh geeft wanneer wy sterven,
In GODT by u wy dan Ste'-erven.
Door uwen GEEST ons Sonde doodt:
Dat wy ontgaan GODTS Straffe groot:
Wel die soo sterft ! want hy niet sterft,
Maar door de Doodt het Leven erft.
|
|