Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen
(1967)–Anoniem Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 39v]
| |
Den xlij. Loff-sangh,
| |
[Folio 40r]
| |
Thert u is geheel ont-roert.
Pelgrim, van waar mooght ghy comen? Ga naar margenoot+
Dat ghy niet en hebt vernomen
Wat dees dagen is geschiedt,
In't Ierusalems Gebiedt !
3 IESVS sterck in Woord' en Wercken,
Soo een yeder conde mercken,
Aan't Cruys (GODES trouwe Tolck)
Is gedoodet van zijn Volck.
Op hem hoopten wy gestadigh,
Dat hy Israel genadigh
Soude helpen uyt gequel,
Van-der Heyd'nen Moedt-wil fel.
4 Siet het sijn nu al drie dagen
Dat wy hem gehangen sagen,
En ellendigh sijn berooft
Van soo een getrouwen Hoofdt.
Oock ons schricken doen de Vrouvven
Die der ENG'LEN Stem ontfouwen:
Niemand haar gelooff en geeft,
Want zy seggen dat hy leeft.
5 Cleyn Verstand, o trage Herten ! Ga naar margenoot+
Is dit d'Oorsaack van u smerten?
Hebt ghy dan noch niet geleert
Hoe de HEER moest sijn ge-eert?
Claar in GODES VVoordt wy lesen,
Dat GODTS Soon soud' sijn begresen,
En in't Rijck door schand' en pijn
In-gehullet moeste sijn.
6 Eerst zijn VADER hem woud' drencken,
Eer hy 'svruechdts Croon wilde schencken,
Met een kop vol bitter Gal,
Die ons 'tSoet' aan-brengen sal.
'TCruys is zijn Triumph en Wagen,
Die hem tot GODT heeft gedragen,
Daar hy vry blijft ongequelt;
Dus voord-aan gerust u stelt.
| |
[Folio 40v]
| |
Pavse.
Ga naar margenoot+7 Ontrent EMMAVS als zy quamen,
En uyt zijn gangh conden ramen,
Dat dees on-bekende Gast
Aff te scheyden hadd' gepast:
Zy met bidden hem bedwingen,
Geen-sins 'twegh-gaan en gehingen,
Ga naar margenoot+Desen Avondt blijft doch hier:
Want den Nacht die nadert schier.
8 VVilt ons HEER voord onder-wijsen,
En met sulcken Manna spijsen:
Ga naar margenoot+CHRISTVS hem geseggen liet,
Haar te helpen uyt verdriet.
Over Tafel als sy saten,
'TBroodt van hem gebroken aten,
Haar Gesichte hy genas,
Dat zy sagen wie hy was.
9 Maar terstondt hy gingh vertrecken,
Om meer in haar op te wecken,
Een begeerte tot zijn GEEST
Die haar bracht door 'tAerdtsch-Foreest.
Vruechd'o Vruechd niet om vol-prijsen,
Die ons GODT nu comt bewijsen !
Om te weren druck en pijn,
Songen dees twee Iong'ren fijn.
Ga naar margenoot+10 VVonder, wonder doet de HEERE !
Eenen Brandt die niet verseere
Hebben wy op wegh gevoelt,
Die den Brandt der VVereldt koelt.
Soeten Brandt wilt doch vermeeren:
En ghy, o HEER, weder-keeren:
Siet ons aan in desen staat,
En ons hier geen VVeesen laat.
Ga naar margenoot+11 Stracks zy gingen dit vertellen
Hare trouwe Medt-gesellen.
Laat ons dan oock al te saam
| |
[Folio 41r]
| |
Dancken onses HEEREN Naam.
Loff sy u getrouwe VADER:
Loff sy u o 'sLevens Ader,
Voor u wel-daadt groot en kleyn
Dien ghy stort in't Aerdtsche pleyn.
12 CHRISTE wilt niet van ons wijcken
'SLevens dagh wanneer gaat strijcken:
Als dien Avondt comet aan,
Wilt ons in u schoot ontfaan.
Wilt ons stellen sonder schamen
In u Coninck-Rijcke; Amen.
Amen; geeft ons 'sHemels lust,
Dat ons Ziele sy gerust.
|
|