Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen
(1967)–Anoniem Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 36r]
| |
1 COmt laat ons vrolijck singen,
En 'oven GODT den HEER:
Met heyl hy comt omringen
Zijn Schaapkens swack en teer.
Des Nieuvve VVereldts Licht
Ons huyden is verschenen,
Te geven reyn gesicht:
Den Nacht is heel verdwenen.
2 Op wegh haar vroegh begaven
De Vrouvven na het Graff:
Men sagh-se vlijtigh draven:
Zy sochten GODES Staff.
Wat gaat MARIA aan
Dat zy niet is gedachtigh,
Hoe CHRISTVS sou' verslaan
Des DOODTS-geweldt seer prachtigh?
3 VVat wilt ghy in't Graff soecken
Des Levens Vorst seer groot?
Voor hem vindt ghy de Doecken,
De DOODT heeft hy gedoodt.
O crachtigh soet Fenijn !
(Hoe heerlijck sijn GODTS wercken !)
De DOODT wordt Medicyn.
| |
[Folio 36v]
| |
Daar GODT ons me' wil stercken.
4 Den Graff-steen ded' u schromen,
Want ghy vondt u te swack:
Doch GODT verlost de Vromen
Van sulcken on-gemack;
GODTS ENGEL die comt aff
V troosten in u beven:
Maar 'tGodde-loose Caff
Als Windt wordt wegh-gedreven.
5 Dit Wonder wilt niet swijgen,
Maar gaat vertellet haast,
Op dat we'er wat moedts krijgen
Zijn Broederen verbaast.
Zy waren nauw gegaan,
Off CHRISTVS quam haar tegen,
Hy ded' haar stille staan,
En gaff-se zijnen Zegen.
6 Soo wil de HEERE groeten
Die houden zijn Bevel:
Maar schrickelijck ontmoeten
Al die hier sijn rebel.
Dus laat ons desen HELDT
Steets volgen sonder dralen:
Die soo zijn gangen stelt
Hy rijcklijck sal betalen.
|
|