Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen
(1967)–Anoniem Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen– Auteursrechtelijk beschermd
Den xxx. Loff-sangh,
| |
[Folio 28v]
| |
Ga naar margenoot+1 O HEER men heeft// van jonghs my niet gespaart:
Niet een die leeft// dit magh ick rond uyt-seggen,
Met sulcken last// men oyt hier sagh beswaart.
Noch sta ick vast, noyt cond'-men my ne'er leggen.
2 'Tvleysch is my heel// nu schier van een geruckt:
Dit is mijn deel// mijn Licchaam is door-reden
Met voiren diep// elck heeft om best gedruckt:
Hoe 'tBloedt meer liep// hoe ick meer wierdt door-sneden.
3 Nu gaat-men my// hier hangen moeder-naackt
Met herten bly// al off ick al mijn leven
In't wilde woudt// den Moorder hadd' gemaakt
Daar ick noyt stout// heb' eenigh quaadt bedreven.
4 O VADER goedt// vergeeft hen doch dit Quaadt,
'Twelck zy on-vroedt// uyt mis-verstandt nu brouwen:
Want zy het Licht// dat ghy hen schijnen laat,
Met claar gesicht// niet connen noch aan-schouwen.
Voor bitt'ren Dranck// geeft HEER haar Hypocras,
Mijn Truer-geklanck// haar druck in vruechdt
| |
[Folio 29r]
| |
doe keeren,
Mijn Naacktheydt reyn// een Cleedt sy wel te pas
Door groot en kleyn// die u, soo recht is, eeren.
6 Ghy HEYLANDT groot// 'tCruys wonderlijck verdraaght Ga naar margenoot+
Dat ghy in noodt// dus bidt voor die u haten.
Hoe soudt ghy dan// u Broeder als hy klaaght,
In't Strick-gespan// des DVYVELS connen laten?
|