Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen
(1967)–Anoniem Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 24r]
| |
Den xxv. Loff-sangh,
| |
[Folio 24v]
| |
2 Quellingh moet hy droevigh smaken
Hy die plagh ghesont te maken
Die met Sieckt' was aan-getast,
Dien de DOODT al hadd' verrast.
Willigh gaff hy sick gevangen
Die hem sochten met verlangen,
Daar hy cond' die snoo Gesellen
Met een Woordt ter Aerden vellen.
3 Vast gebonden sijn zijn handen,
Noch hem maken meerder schanden
Om te lossen, na sijn wensch,
Den gevangen armen Mensch.
Gaern' hy sick op't Hooft laat picken,
Om de Zielen te verquicken,
Die daar in de Helle lagen,
Hier in sal hy niet vertragen.
4 Tegen hem staan valsche Tuygen,
Die 'tquaadt uyt het goede zuygen:
Als een Spinne vol Fenijn
Zy van Nijdt geswollen sijn.
Hier door sullen alle Vromen
Voor GODTS Vier-schaar sonder schromen
We'er verschijnen, en d'aan-clachten
Van-den DUYVEL gantsch verachten.
|
|