Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen
(1967)–Anoniem Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen– Auteursrechtelijk beschermd
Den xxiiij. Loff-sangh,
| |
[Folio 23v]
| |
GEEST verheughdt.
Ga naar margenoot+2 O kloecker HELDT weest wel gemoedt:
Want ghy haast weder op-staan sult.
GODT zijn Palays u open doet,
Met Hemelsch' Eer ghy wordt vervult.
V Lijden swaar, doch corte pijn,
Vyt-wisschen sal der Menschen Schuldt:
V Doodt, siet, sal haar Leven sijn.
Ga naar margenoot+3 V comst my aan-genamer is,
O ENGEL GODTS, in dit verdriet,
Dan 'sVVereldts groote Goedt gewis:
Want GODT zijn handt my tijdigh biedt.
Mijn sweet, als druppels bloedigh roodt,
Vyt mijn seer teere Licchaam schiet:
GODT van u Gunst my niet on-vloot.
Ga naar margenoot+4 Geensins GODT u verlaten wil
Geduldigh maar het Cruys verdraaght:
Stelt u gelaten, houdt u stil,
Valt op u Vyandt on-versaacht:
Ter schanden comt al 'tboose Rot,
Na dat ghy wat sult sijn geplaaght.
Vaart wel; ick keer tot mijnen GODT.
Ga naar margenoot+5 VVel aan, mijn Ziele is gerust:
Ter VVereldt my niet deeren magh.
Mijn anghstigh branden is geblust.
Comt, o comt voordt, Bly-droeven-dagh.
Mijn trouw' Gesellen slaapt nu vry:
Op, op, my dunckt ick hoor't gewagh
Van hen die comen vangen my.
|
|