Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen
(1967)–Anoniem Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen– Auteursrechtelijk beschermd
Den xxiij. Loff-sangh,
| |
[Folio 22v]
| |
Ziel ter Doodt toe is benauwt.
Aan-vechtingh swaar my dapper quelt:
Van Anghst my 'tHert geheel verflauwt.
Elck van my Wel-daadt heeft ontfaan:
En met GODTS Regen is bedauwt,
Noch moet ick dese paden gaan.
2 Vertoeft hier wat, en vuyrigh stort
Doch uw' Gebeden tot den HEER.
Een uyrken waackt, den tijd is cort,
Becoringh vliedt, volght mijne Leer:
Ick wil oock gaan doen mijn Gebedt,
Waar ick my wend', waar ick my keer,
Gestadigh houd' ick GODES VVet.
3 Daar gaat hy heen dien Gever mildt,
En selffs nu hulp van nooden heeft:
Hy die dick 'tweenen heeft gestilt,
De DOODT doen beven, weent en beeft:
Dies is ons Ziel te recht bedroeft,
Ons Vruechde truert: Die troost ons geeft,
Dien Trooster, hoort, selffs troost behoeft.
4 O VADER, troost my, thoont u Cracht,
| |
[Folio 23r]
| |
Ghy die doch alles machtigh sijt:
Ist doenlijck wilt my desen nacht
Dien bitt'ren Beker maken quijt:
Doch u, met mijnen, wil moet staan,
Dien ick oock doen wil t'aller tijdt.
Ah waar dit swaar Tempeest gedaan !
|
|