Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen
(1967)–Anoniem Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 25r]
| |
1 WIe moet hem niet// ten hooghsten nu verwond'ren, Ga naar margenoot+
Dat met verdriet// soo licht men siet aff-sond'ren
Van 'sLevens Born// den Mensch aan allen hoecken?
Elck laat de korn// Den yd'len dop zy soecken.
PILATVS IESVM vraaght, Ga naar margenoot+
Wat Rijck is't dat ghy jaaght?
Sijt ghy den Prins der Ioden?
Off haren Coningh sterck?
Neemt op u woorden merck,
'Twerdt u van my geboden.
2 VVat is't dat ghy// sprack CHRITVS onverdroten,
Mueght vragen my// van waar is dit gesproten?
Comt het van u// off is't geopenbaret
| |
[Folio 25v]
| |
Van anderen nu// PILATE my verclaret.
Ga naar margenoot+ Ben ick een Iode dan
Daar v dit Quaadt comt van?
V Volck al-dus gebonden
V voor my heeft doen staan:
Wat hebt ghy doch gedaan,
Dat ghy hier sijt gesonden?
Ga naar margenoot+3 VVaar't by al-dien// mijn Rijck waar van-der Aerden,
Ghy soudt haast sien// mijn Dienaars met haar Swaerden
Seer wel gemoedt// als kloecke trouwe Knechten,
Met lijff en goedt// voor haren Coningh vechten.
'TRijck is vander aardt
'Tgeen GODT my heeft bewaardt.
In Waarheyd is't gelegen:
Daar toe soo ben ick hier:
Een yeder volght my fier,
Die wandelt Waarheydts wegen.
Ga naar margenoot+4 Vremd is dan't Ryck// van vleysschelijcke sinnen,
'Tis Geestelijck// in 'sMenschen hert van binnen
Oock weynigh woelt// nochtans hy sterck can strijden,
Die dat gevoelt// geen storm en sal hy mijden:
Want hy siet op de Croon,
Daar med' GODT uyt zijn Throon
Den VVinner sal beloonen.
Die Mannelijck hem stelt
Te strijden met geweldt,
GODT uyt Gena' sal croonen.
|
|