Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen
(1967)–Anoniem Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 12r]
| |
goedt ick brengh met my,
Dien ick vercondighen wil dy.
2 De Maaghdt MARIA cuysch en reyn
V heeft gebaret een Kindt kleyn,
Een Kindeken seer schoon en fijn,
Dat u brenght vruechd', en vrijdt van pijn.
3 'Tis CHRISTVS GODT de HEERE groot
Te helpen u uyt allen noodt:
V Zaligh-maker wil hy sijn,
En uwer Sonden Medicijn.
4 Hy brenght u aan de zaligheydt,
Die GODT de VADER heeft bereydt:
Dat ghy met ons in Hemel-Rijck
Soudt leven hiet na eeuwighlijck.
5 Soo mercket nu dat Teycken recht,
De Doeckskens ende Cribbe slecht,
Daar vindt ghy dat Kindt in-geleydt,
Twelck't al bestuyrt met goedt bescheydt.
6 Dus laat ons blijde sijn voordt-aan,
En met den Harders henen gaan
Te sien wat heeft bestelt de HEER,
Die ons zijn Soon schenckt t'onser eer.
7 Merckt op mijn Hert met oogen claar,
Wie leydt doch in die Cribbe daar?
Wie is doch dat kleyn Kindgen schoon?
'Tis IESVS GODES lieve Soon.
|
|