Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen
(1967)–Anoniem Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen– Auteursrechtelijk beschermd
Den ix. Loff-sangh,
| |
[Folio 8v]
| |
Comt voor den dagh: u lijden loopt op't endt.
2 Hier is hy die u Wonden wil verbinden:
Die siende maackt de Oogen van-de Blinden,
Voor Droeffheyd Vruechd, voor Asch hy geeft Cieraat.
Hy brenght Geluck, Eer, Troost, Vruechdt menigh-vuldigh,
Voor dien die hem in ootmoed volght geduldigh
En wacker op des Duechds voet-stappen gaat.
3 Dit wijst ons aan den Name CHRISTVS crachtigh,
Verblijdt u dan als ghy dien wordt gedachtigh
Wie dat ghy sijt kleyn, groot, jongh ofte oudt.
Hy sal GODTS Wil u duydelijck verclaren
En soecken ons in lieffde te vergaren:
Dus staat op hem, en op geen Menschen bouwt.
4 Smijt Vreese wegh, want gy nu hebt ontfangen
Dien Vrede-Vorst, daar na met groot verlangen
De Oude Kerck soo vierigh heeft gehaackt,
Op dat zy moght ont-gaan het swaar benouwen
Daar zy in lagh: welc goedt wy nu aan-schouwen,
Dees Koningh ons met GODT den Vrede maackt.
5 Hy comt gantsch niet (soo hy wel claar laat blijcken)
Om over ons een Vonnis strengh te strijcken:
Maar zijn Genad' hy wil uyt-deylen mildt.
O IESV werckt in ons doch nieuwe lusten,
Dat wy na u verlanghen sonder rusten:
Door uwen GEEST ons' qua' Begeerten stilt.
|
|