Den x. Loff-sangh, Sijnde een vrolijcke Loff-sangh over de Geboorte onses Heeren ende Zaligh-makers I. Christi, beginnende in't Latijn: Magnum Nomen Domini.
1 SIet EMANVEL (o Naam seer wijdt vermaart,
Die van GABRIEL ons was ge-openbaart)
Huyden GODT de HEER ons sendt in Israel.
Dies nu BETHLEHEM GODT looft met snaren-spel,
Want soo DANIEL voor-seydt hadd' na GODTS VVoordt,
Comt MARIA ons de Coningh bren-
[Folio 9v]
[fol. 9v]
gen voordt.
Juychet, juychet, juychet;
Siet een Maget cuysch van aardt,
Na GODES wil ons IESVM baart; ALLELVIA. Loff sy den HEER
Weest vruechdigh
en jueghdigh:
CHRISTVS comt in't Aerdtsche pleyn,
(Weest vruechdigh
en jueghdigh)
Van-de Maaghdt MARIA reyn.
2 Een seer groote eer heeft GOD hier in bethoont,
Dat het VVoordt wordt Vleysch door schand' en pijn gecroont:
Hy die nemmer-meer de sond' en heeft gekent,
Gantsch gewilligh hem in tijts tenCruyce wendt
En den voor-smaack brenght ons van des Hemels vruechdt,
Tot MARIAE troost en al die volgen dueghdt.
Juychet, juychet, juychet:
Siet een Maget cuysch van aardt,
Na GODES wil ons IESVM baart; ALLELVIA. Loff sy den HEER
Weest vruechdigh
En jueghdigh,
CHRISTVS comt in't Aerdtsche pleyn,
[Folio 10r]
[fol. 10r]
(Weest vruechdigh
En jueghdigh)
Van-de Maaghdt MARIA reyn.
3 Als de Maget hadd' die heyl'ge vrucht ontfaan,
Men natures loop heel uyt haar spoor sagh gaan.
GODT voor wien dat al de VVereld wijcken moet,
Zijnen Hemel en Vruechd-plaatse open doet,
En den Sondaars schenckt soo costelijcken pandt,
Om te brengen ons in't schoon' Beloofde Landt.
Juychet, juychet, juychet:
Siet een Maget cuysch van aardt,
Na GODES wil ons IESVM baart; ALLELVIA. Loff sy den HEER