blauw der zee, dat alles vormt met elkaar een prachtige harmonie van tinten. Daarom zoeken ook de schilders sedert langen tijd deze heerlijke plaatsen op.
‘Ons eerste station was Diggersmulen, van waaruit men een prachtig uitzicht heeft op het ‘Keizer-Panorama’, zoo genoemd omdat keizer Wilhelm deze plaais zoo bizonder mooi vindt, en haar daarom ook meermalen liet schilderen. En inderdaad, het is ook prachtig om te zien. De toppen der rotsen met sneeuw bedekt, daaronder de groene planten en dat alles omringd door de blauwe zee.
‘Van hier uit gleed ons schip in het heerlijke Troldfjord, dat omgeven is door de grillige punten der rotsen, die van verre gezien een zeldzaam grootsch schouwspel opleveren. De sneeuw daalt zeer diep af en vereenigt zich beneden aan den oever met den rijken plantengroei. Het is een tafereel vol origineele schoonheid, en men moet bekennen dat het fjord niet ten onrechte den naam draagt van ‘overweldigend’.
‘Toen onze boot het fjord verliet, neigde de zon reeds ten ondergang en wierp roode en violette stralen van zich af, zoodat het een genot voor de oogen was.
‘Maar op reis is het geluk zeer afwisselend. Toen wij naar Tromsö gingen was de hemel somber geworden en hing vol wolken. Maar Tromsö
de studenten op den rug van een dooden walvisch.
zelf is een alleraardigste stad; het is door steile bergen voor stormen behoed en het heeft een goede haven. Men noemt het ‘het Parijs van het Noorden’.
‘Een groote menigte menschen was bij onze aankomst op het strand tezamengestroomd; de stad was versierd en na een officieele ontvangst werd een feest gegeven, na afloop waarvan wij de reis naar het Noorden voortzetten.
‘De nachten werden steeds helderder en het verschil tusschen dag en nacht geringer. Tenslotte wisten wij niet of het middag of middernacht was, als de klok twaalf sloeg. De anekdote van den Noorweegschen haan kwam ons plotseling niet ongeloofelijk voor. Men vertelt namelijk, dat een Deensch schipper een haan aan boord had, die bij den aanblik der middernachtzon zoo confuus werd, dat hij begon te kraaien....
‘Bij Rolsö is een station voor walvischvangers, wiens eigenaar ons uitnoodigde zijn bezittingen in oogenschouw te nemen. Er lagen vier walvisschen als machtige tropeeën. Wij klauterden op een der vreeselijke monsters en maakten er een wandeling op. Maar welk een vreeselijk onaangename geuren verspreidden die dieren; het geheele mooie fjord was ervan vervuld.
‘Een landelijk feest, ter onzer eere gegeven, moest tot troost dienen voor deze kleine onaangenaamheden onderweg, en na een massa champagne gedronken te hebben, zetten wij onze reis voort.
.... ‘Na een somberen nacht ontwaakten wij in de IJszee. De zon straalde en de lucht was warm.
‘Er was geen windje aan de lucht. Kalm en als een zilveren spiegel lag de zee daar. De dag was stil en ging voorbij in een zoet, droomerig nietsdoen. 's Avonds keerden wij naar Badsi terug. Toen wij na afloop van een feest, dat ons aangeboden was, ons weer inscheepten, bestraalde de middernachtzon ons met haar zacht maar toch zoo helder licht. Hemel en aarde verschenen in tooverachtigen glans, en het was of de natuur in een fata-morgana was veranderd. Een feeënsprookje van licht en water vertoonde zich aan onze blikken, een onvergetelijk schoon gezicht. De zee scheen in een gouden spiegel veranderd, geheel overgoten met rossig licht.
‘Nog eenmaal genoten wij dienzelfden aanblik, en wel in de haven van Hammerfest, de noordelijkste stad der wereld. Niemand ging van dek en den geheelen nacht door weerklonk de boot van uitroepen van bewondering. Toen namen wij over Vesternalen en de snel tot bloei gerakende stad Narvite den terugtocht naar Drontheim aan, het gemoed vol van de wonderen, die wij met verbazing aanschouwd hadden, en die niemand vergeet, die ooit het geluk had ze te zien.