Het instorten der Campanile te Venetië.
Meer dan de gewichtigste politieke gebeurtenissen heeft in den laatsten tijd het instorten van den toren der St. Marcuskerk, te Venetië, de gemoederen der beschaafde wereld in beweging gebracht. Het St. Marcusplein in de lagunestad, met zijn Basilica en Campanile, is een soort van kenmerk van Italië. Daarbij komt het er minder op aan, of de Campanile werkelijk mooi was, in ieder geval was zij eenig in haar soort. Haar ongewone hoogte - zij was bijna 100 meter lang - gaf haar een slank aanzien, terwijl zij zoo ruim was, dat men de 37 scheeve vlakken, die inplaats van trappen waren aangebracht, op kon rijden; iets wat behalve minder beroemde persoonlijkheden, ook Napoleon Buonaparte gedaan heeft, en vóór dezen reeds Hendrik de Vierde, koning van Frankrijk. Deze klokketoren behoort tot een der oudste bouwwerken uit de Christelijke jaartelling, want meer dan duizend jaren liggen tusschen zijn geboorte en zijn treurig uiteinde. In het jaar 888 werd er met bouwen begonnen, en er verliepen bijna driehonderd jaar voor zijn voltooiïng in het jaar 1178. De levende generatie heeft hem niet gekend in de gedaante, die hij toen had, want op het eind van de 14de eeuw brandde het bovenste deel af, en na de restauratie werd in het begin der 16de eeuw nog iets eraan veranderd.
In dien tijd bezat hij ook de als windvaan dienst doende, vijf meter hooge engelenfiguur, uit verguld koper. Zoo hebben hem duizenden en nog eens duizenden gezien en bewonderd, van het water uit, of van het land af; zij zijn uitgestegen, om van zijn hoogte af een blik te slaan op de lagunestad en de daarachter liggende vlakten en de daarvoor liggende zee. Maar daarmee is het nu gedaan, zij het niet voor immer, dan toch voor langen tijd.
De Campanile heeft opgehouden te bestaan. Dit wordt niet alleen in Venetië, maar ook in geheel Italië als een nationale ramp beschouwd, en nauwelijk was de tijding van het instorten tot het publiek doorgedrongen, of men vroeg wie de schuldige was. Ja, men heeft niet alleen de schuldigen gezocht, maar ze ook werkelijk gevonden, alsof niet in werkelijkheid alleen de tijd en de eeuwenlange inwerking van meteorologische en geologische gebeurtenissen schuld aan het ongeluk hebben. Nu worden de beambten, die met het toezicht belast waren, verantwoordelijk gesteld, alsof zij aardbevingen en inzinking van den bodem hadden kunnen voorkomen. Als men onpartijdig in zijn oordeel is, komt hen veeleer een woord van lof toe, want zij hebben het naderen van het onheil te juister tijd aangekondigd. Zij hebben waargenomen dat er iets niet met den toren in orde was, reeds zoolang vooruit, dat bouwkundigen er nog over konden redetwisten of er nog hulp mogelijk was of niet. Niemand kon zeggen of het aanbrengen van stutten den toren nog niet jaren lang staande had kunnen houden, maar ook niemand kan het tegendeel bewijzen. Menschenwerk is nu eenmaal niet voor de eeuwigheid gemaakt, en het is meer dan waarschijnlijk dat de instorting van den klokketoren, ook al waren alle denkbare voorzorgsmaatregelen genomen, wel verschoven maar niet voorkomen had kunnen worden. Eenige geleerden zijn zelfs in de meening, dat geheel Venetië ten ondergang gedoemd is. Men behoeft evenwel die pessimistische opvatting niet te deelen, ook al is men er van overtuigd, dat de instorting der Campanile niet voorkomen had kunnen worden.
Wat de ramp nog vergroot, is, dat de toren bij het instorten de Lagetta des Sansovino, die tegen hem aanstond, vernield heeft. Dit prachtige marmeren gebouw was in zijn geheel een waar kunstwerk. Jammer genoeg zijn met dit prachtwerk van architectuur ook kunstschatten van hooge waarde, die er in geborgen waren, voor altijd verloren gegaan.
Men kan zich voorstellen welk een groot verlies dit voor de Venetiërs, ja voor geheel Italië is, en bij hun verdriet hierover verliezen zij geheel de gelukkige omstandigheid uit het oog, dat bij dit onheil geen enkel menschenleven verloren ging.
Al het andere is gemakkelijk te vervangen en de Campanile zal herbouwd worden. De offervaardigheid der Italianen kwam bij deze gelegenheid ten volle uit. Zoodra was men niet besloten den toren weer op te bouwen, of nog geen 24 uur later had men een som van 1 millioen lire voor dit doel bij elkaar, terwijl ook de koning, Victor Emanuel, een waarlijk vorstelijke bijdrage deed.