het slangengif te sterven. Fanny Davenport, die dezelfde rol vervulde, schafte zich ook een huisslang aan, en zoo kwamen deze lieve diertjes in de mode. Of het evenwel een aangenaam gevoel is zich een boa constructor om den hals te leggen, zooals mevrouw Alva Monteth het met haar lieveling doet, is een vraag, welker beantwoording we maar liever aan onze lezeressen zullen overlaten.
Verder heeft juffrouw Mac-Hall een zeldzamen huisgenoot in den vorm van een jongen leeuw, die naar den naam van den Indischen heilige Zoroastro luistert. Hij heeft het goed bij haar. In den zomer mag hij haar naar de zeebadplaats Atlantic-City vergezellen, en naast haar in dolce far niente aan het strand in de zon liggen, zooals op een onzer gravuren te zien is.
Prozaïscher is de liefde der tooneelspeelster Kate Vanderhoff. In haar uitspanningsuren houdt zij zich met het boerenbedrijf, hoewel op
strandidylle.
kleine schaal, bezig, en haar lieveling is een kalf, dat zij met haar eigen mooie handjes verpleegt en voedt.
De grootste menagerie evenwel, bijna een echte dierentuin, bezit mevrouw Elitch. In de nabijheid van Denver, in de zuivere lucht van Colorado, heeft haar echtgenoot dezen tuin aangelegd. Hij stierf een jaar na de opening, en sedert dien tijd heeft zijn weduwe het bestuur van hem overgenomen en de inrichting tot grooten bloei gebracht. Zij herbergt leeuwen en beren, struisvogels en kameelen, pauwen en - ezels. Bij den dood van haar echtgenoot, nu negen jaar geleden, hadden haar vrienden haar aangeraden, den tuin te verkoopen, daar zij meenden, dat haar krachten voor zulk een onderneming niet toereikend zouden zijn. Maar haar liefde voor de dieren, van welke zij er zelve had grootgebracht, deed mevrouw Elitch besluiten den tuin te behouden, dien zij liet inrichten tot een publieke uitspanningsplaats met zomertheater, speelplaatsen voor de kinderen, concertgebouw enz., en zij heeft er tot heden toe geen spijt van gehad.
Zooals zij haar dieren liefheeft, houden dezen ook van haar. Zij gehoorzamen aan haar bevel, en hieruit blijkt wat men met liefde en goed voer bereiken kan, hoewel de zweep ook meermalen ter hand genomen moest worden. Zoo was eens haar groote, zwarte beer ‘Bill’ aan zijn bewakers ontsnapt en had een heele schaar arbeiders en metselaars op de vlucht gedreven. Mevrouw Elitch zag hoe al die mannen in woeste vaart naar den uitgang liepen, en kwam met een bezem gewapend naar buiten snellen; zij behoefde den beer alleen maar toe te roepen om hem in groote haast naar zijn behuizing terug te doen keeren. Een andere beer, Jim, is zoo tam, dat de deur van zijn kooi nooit gesloten wordt. Als hij er lust in heeft, schuift hij den grendel weg, wandelt in het park rond en legt bij zijn meesteres bezoeken af. Dikwijls vindt zij hem bij het binnentreden van haar woning in de ‘spreekkamer’ of in de keuken, en dikwijls houden eenige tamme herten en antilopen hem gezelschap, niet ten voordeele der meubels, tapijten en gordijnen. Een aardig gezicht is het als de tamme zeehonden op het geroep hunner meesteres uit het water opduiken en met hun ronde, glanzende lichamen tegen den oever opschuiven om een lekker hapje in ontvangst te nemen.
Iederen dag doet zij de ronde in haar park en bezoekt elk harer lievelingen, waarbij er geen overgeslagen wordt, zelfs niet de ezel, die geen proletariër van zijn geslacht, maar een trotsche Spanjaard is. De kameel, die den ezel gezelschap houdt, geniet ook de volle vrijheid, zoekt dikwijls het huis zijner meesteres op en ziet dan weemoedig toe hoe hert en antiloop er in- en uitgaan, het oogenschijnlijk betreurende, dat de deur niet grooter uitgevallen is.
Bizondere lievelingen van mevrouw Elitch zijn haar jonge leeuwen Ed en Kate, die zij op hare wandelingen meeneemt en met welke zij op het grasveld speelt.
Maar niet altijd zijn deze huisgenooten zoo onschuldig en weinig gevaarlijk als de hierboven beschrevenen. Zoo hield bijv. een wielrijdersclub te Chicago er een beer op na, Jim genaamd, die door zijn kunststukken de medeleden van de club placht te amuseeren en voor geheel ongevaarlijk doorging. Maar slechte voorbeelden bederven goede zeden, ook zelfs bij een beer. Jim had zich namelijk het drinken aangewend en hield veel van spiritualiën. Op zekeren dag nu had hij een flesch whiskey weten machtig te worden, had die leeggedronken, was toen losgebroken en op avontuur uitgegaan. Al dadelijk liep hem een politieagent in den weg. Hij liep brommend op den handhaver der wet af en omhelsde hem zoo krachtig, dat de uniform aan flarden gescheurd en de man bijna platgedrukt werd. Na korten tijd gelukte het den agent zich los te werken. Hij trok zijn revolver en joeg Jim eenige kogels door den kop, die hem dood deden neervallen.
Jim's bazen waren niet weinig verschrikt hem als lijk terug te vinden en van zijn wandaden te hooren. Hij moest dronken geweest zijn, meende een hunner, want in nuchteren toestand had hij zich altijd netjes gedragen.
Wij zouden er de voorkeur aan geven om een hond, kat of kanarievogel inplaats van slangen, leeuwen of beren als