Zedespreuken uit het Javaansch gedicht: ‘Niti Sastra Kawi’.
Een man, die de gewoonte van het land niet kent, is gelijk aan een man, die een olifant, met koorden van Tanjong-bloemen gevlochten, wilde binden; de olifant behoeft niet in toorn te geraken, ook bij de minste beweging verbreekt hij die koorden.
Beroof een ander niet van het vertrouwen hetwelk men hem verschuldigd is, noch verlaag hem in het oordeel der wereld; want de zon, wanneer zij de maan nadert, verhoogt haren eigen glans niet door deze van haar licht te berooven.
Er zijn drie zaken, die eens mans karakter bederven, en zij zijn drie vergiften: de eerste, zijn eigen gezin te onteeren of zichzelven te verlagen; de tweede, vermaak te scheppen ongelukken en rampen aan anderen aan te doen; de derde, een scheinheilige te zijn en het karakter van een pendita (heilige) aan te nemen.