Bij de zigeuners.
Met illustratiën.
Steeds, wanneer men een optocht van Zigeunerwagens ziet, wanneer men gelegenheid heeft, dit reizend volkje eens in hun legerplaats waar te nemen, dan dringt zich aan den toeschouwer de overtuiging op, dat er met de Zigeuners langzamerhand een verandering plaats heeft. Met het ruwste geweld, de galg, het zwaard en de vervolging met het geweer is men er niet in geslaagd het karakter der Zigeuners te veranderen. De toenemende beschaving heeft evenwel met zachtheid een verandering teweeggebracht, die ten gevolge heeft, dat de rondtrekkende scharen er zich aan gewend hebben, in bepaalde landen te blijven. De zwervende Zigeunerbenden gebruiken nu wagens, die ook door kermisvolkje als ‘woonwagens’ gebruikt worden. Door deze woonwagens, waarin men koken, slapen en bij slecht weer ook wonen kan, krijgen de Zigeuners langzamerhand meer een vaste woonplaats. Hij gewent zich aan het denkbeeld een huis te bezitten, al is het ook voorloopig een vervoerbaar, dat hij naar verkiezing van de eene naar de andere plaats kan overbrengen.
bezoek in het lager.
Zelfs de Zigeuners, die nog zonder woonwagen rondtrekken, voeren reeds op hun karren bedden met zich, en 's nachts in de legerplaats worden de zieken en kinderen op dezen met linnen beschutten wagen gelegd, terwijl de volwassenen naast het vuur hun bedden spreiden, en daarop overnachten. De tijden zijn voorbij, dat de Zigeuner zomer en winter onder den blooten hemel sliep, met sneeuw of een steen als hoofdkussen, en het hemelgewelf als deken over zich.
Een aangenaam staatsburger of een persoon van eenige waarde zal de Zigeuner wel nooit worden. Hij zal altijd de karaktertrekken van zijn Indische Paria-afstamming behouden, en dat is hem ook niet kwalijk te nemen.
De menschen, onder wie hij sedert het begin der vijftiende eeuw in Europa rondtrekt, hebben hem gemaakt tot wat hij is. Nadat de eerste schrik, dien de Zigeuners met hun optreden in de beschaafde landen van Europa veroorzaakten, voorbij was, nadat men de eerste bijgeloovige vrees voor hen overwonnen had, die zelfs nu nog op het platteland bestaat, kwam men tot de ontdekking, dat de Zigeuners een gevaarlijk element zijn, daar zij door hun rusteloos rondtrekken, hun zich afzonderen van de hun omringende wereld, er licht toe kwamen, misdadigers te worden, of er zich toe leenden, de handlangers van rooverbenden te worden.
Eerst vertelde men van de Zigeuners, die naar Duitschland gekomen waren, dat zij Turksche spionnen waren, die in opdracht hadden, de Christenlanden te bespionneeren. Toen beschuldigde men hen van kanibalisme, en vertelde, dat zij hun eigen kinderen opaten. Eindelijk verdacht men hen zelfs van het stelen van kleine kinderen, en tot heden zelfs gelooft men er nog aan, hoewel nog geen enkel geval van kinderdiefstal door de Zigeuners bewezen is kunnen worden. Van de groote rooverbenden, die zich gedurende den dertigjarigen oorlog in Duitschland vormden, bestond zeker een groot deel uit Zigeuners. Honderden van hen zijn op het rad, op het schavot of aan de galg gestorven. Men zag in, dat de Zigeuners gevaarlijk werden, en verloor tegenover hen alle menschelijkheid uit het oog. In een oud jachtboek uit de 17e eeuw vindt men een bericht, betreffende een jacht, dat luidt: ‘Geschoten: een mooi hert, vijf jonge reeën, drie groote wilde zwijnen, tien kleine wilde zwij-