Indische tooverkunst.
Met illustratiën.
De professoren in de magie aan de oevers van de Ganges hebben het heel wat makkelijker dan hun eeuwig nieuwtjes zoekende Europeesche collega's. Zulk een fakier heeft een repertoire van drie of vier nummers, die hij gedurende zijn geheele leven bij iedere voorstelling vertoont, zonder ooit te beproeven eens iets nieuws te leeren. De Indiër is conservatief; hij wil en heeft ook niets nieuws noodig, daar hij bovendien voor het aanleeren van zijn kunststukken meerdere tientallen jaren noodig heeft, vóór hij ze volmaakt ten uitvoer kan brengen. Door dit voortdurende uitvoeren van een en hetzelfde nummer, krijgt de fakier ten slotte een handigheid, die een vreemdeling, al is hij ook nog zulk een volleerd goochelaar, zich nooit eigen zal maken. De kunststukjes zelve en de geheimzinnigheid, waarmee ze worden
Gij ziet, mijne heeren, dat het een prachtige volwassen plant is.
uitgevoerd, gaat in de familie der toovenaars van ouder op ouder over. Een dezer overoude, maar door de Indiërs zelven en de Europeanen steeds gaarne geziene tooverkunst, is het groeien van een boom.
De toovenaar, in het fantastisch nationaal kostuum gekleed, zet een plat met aarde gevuld tinnen bord op der grond, en legt een zaadkorrel in de aarde, die hij uit een
En de wortels bewijzen, dat het een echte plant is.
kroes in zijn linkerhand met water bevochtigt. Een doek onttrekt voor eenige oogenblikken het berd met het zaadje aan de oogen van de toeschouwers.
Als de doek wordt opgelicht, vertoont zich een plantje, dat begint te ontkiemen, en iederen keer, nadat het bord bedekt is geweest, grooter schijnt te zijn geworden, totdat het ten laatste een aardig boompje is geworden, dat zelfs rijk vertakte wortels bezit, en bloesems en vruchten draagt.
Dit tooverkunststuk doet ieder, die het voor de eerste maal ziet, verstomd staan, hoewel de uitvoering voor dengeen, die het weet, zeer gemakkelijk doch onuitvoerbaar is. De Indiër bezit namelijk bij zijn kunststukjes een hulpmiddel, dat onze Europeesche goochelaars in hun zwarten rok ontberen - zijn lang, van plooien voorzien kleed.
Doordat hij naast het bord op den grond knielt, vormt het onderdeel van zijn rok, vanaf de knieën, een bijna onuitputtelijken zak, waaruit hij, onder bescherming van den tijdelijk het bord bedekkenden doek, bliksemsnel een steeds grootere plant te voorschijn haalt, en verruilt met die, welke hij zooeven het publiek heeft laten zien, totdat hij ten slotte het van wortels voorziene boompje grijpt en met de linkerhand in een zich in het bord bevindende holte steekt.
Zoo laat het zich heel gemakkelijk verklaren, wat de fakier doet; maar hoe hij het doet, moet men zelf gezien hebben, om de verbazing der toeschouwers begrijpelijk te vinden.