Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.08 MB)

Scans (84.41 MB)

ebook (24.79 MB)

XML (2.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

(1902)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 215]
[p. 215]

Hoe Frans aan zijne vrouw kwam.

In onzen vriendenkring heerschte algemeene verbazing, toen wij het aanstaande huwelijk van Frans van Doorn vernamen. ‘Wel, gaat hij trouwen, die vroolijke losbol? En wie is de uitverkorene? Eene weduwe? Is dat waar, en nog wel uit een provinciestadje?’

Den eersten keer, dat ik hem tegenkwam, vatte ik hem bij den kraag en moest hij mij tekst en uitleg geven.

‘Ik heb weinig tijd,’ antwoordde Frans; ‘ik heb tal van bezigheden. Ik kom juist van het stadhuis en ga in eens nu door naar Stern om de annonces te bestellen. Gaat gij soms zoover met mij mede? De geschiedenis is heel kort, maar als gij er op gesteld zijt, zal ik het je vertellen.

 

Het was Februari, ik vertrok naar Nice om de carnavalsfeesten bij te wonen. Ik nam den trein van 8 uur 55 's morgens, die te Marseille zou aankomen na middernacht. Ik zou een dag te Marseille doorbrengen, waar mijne vriend en Rombaud mij op een dejeuner zouden wachten; den anderen morgen zou ik naar Nice vertrekken, waar ik 's namiddags om 2 uur zou aankomen.

Bij het spoor van Lyon zijn volop menschen. Gelukkig was de spoorwegchef Frégoul zoo goed mij nog eene plaats te geven. Ik zat alleen met een gedecoreerd reiziger, die voor bagage niets bij zich had dan eene portefeuille. Waarschijnlijk ging hij niet ver en weldra zou ik alleen zitten. Alleen! Het eenige geval dat eene groote reis nog draaglijk kan maken. Iedereen was geborgen, de trein ging vertrekken, toen men twistende stemmen aan het portier vernam.

‘Neen, mijnheer, neen,’ zei een frisch vrouwenstemmetje met duidelijk accent, ‘ik heb een slaapwaggon besteld en moet er dus een hebben.’

‘Maar, mevrouw, wij hebben er geen!’

‘Dan hadt gij op mijn order acht moeten geven, die ik per brief deed!’

‘Wij hebben geen brief gehad, mevrouw.’

‘Laat u dan onmiddellijk een slaapwaggon aanhaken.’

‘Onmogelijk! Haast u toch, mevrouw, de trein gaat vertrekken.’

‘Ik moet toch plaats hebben.’

‘Welnu, ik bied er u reeds twee in deze coupé aan.’

‘Daar?’

‘Ja, daar.’

Een klein bruin hoofdje verscheen aan het portier en trok zich eenigszins terug.

‘Er zijn daar twee heeren.’

‘Welnu, mevrouw, ik kan u toch geen waggon voor u alléén geven.’

‘Welnu, dan vertrek ik niet.’

‘Zooals u wilt; de trein gaat weg, ik geef het signaal.’

‘Wacht, wacht toch, mijnheer, ik moet absoluut mede. Maar dan zal men mij zeker een slaapwaggon aan het eerstkomend station geven.’

‘Ja, mevrouw, zeker.’

‘Gij zult daarover telegrafeeren?’

‘Ja, mevrouw.’

‘Gij belooft het stellig?’

‘Ja, ja, zeker.’

Het portier ging open, een klein, vlug, elegant dametje kwam binnen met allerlei pakken en reisdekens. De fluit klonk en wij vertrokken.

Als galant man had mijn medereiziger naast mij plaats genomen, om de geheele overzijde voor de nieuw aangekomene vrij te maken.

Zonder ons met één blik te verwaardigen, geheel verward, rood van kwaadheid, zag zij naar de pakken, die wij in het net hadden gelegd.

Met één oog sloeg ik haar gade en met genoegen bemerkte ik, dat zij er heel aardig uitzag.

Het was flink koud. De reizigster zat tot aan haar kin in de reisdekens en keek voortdurend door het raampje links. De heer met de portefeuille haalde hieruit groote blauwe en groene papieren, die hij met de grootste aandacht las; terwijl ik met de voeten op de warm-waterstoof mij amuseerde met de nieuwstijdingen, die ik aan het station had gekocht om mij voor verveling te vrijwaren.

11 uur. Laroche. De trein houdt stil. De heer met de portefeuille staat op, buigt en stijgt uit. Nauwelijks uitgestegen, wordt hij aangesproken door den stationschef met een: ‘Mijnheer de inspecteur!’

De reizigster roept: ‘Mijnheer de stationschef!’

‘Mevrouw!’

‘Men heeft u zeker uit Parijs getelegrafeerd om een slaapwaggon?’

‘Ja, mevrouw, maar ik kan er u geen bezorgen dan te Lyon.’

‘Te Lyon, en om hoe laat?’

‘Om 5 uur 25 minuten, mevrouw.’

‘Dus den heelen dag nog. Ik kan den heelen dag niet in deze coupé blijven, dat is onmogelijk, ik verkies dat niet.’

‘Pas op, mevrouw, de trein gaat weg.’

Zij trok zich in haar hoekje terug, zonder mij met een enkelen blik te begunstigen; ik verdiepte mij in de lectuur van mijn tiende nieuwsblad!

Ik wil wel bekennen dat ik aan dat blad meer aandacht wijdde dan aan de negen anderen; ik begon wel twintig maal denzelfden regel. Gaarne had ik een gesprek willen beginnen, maar ik kon geen aanknoopingspunt verzinnen. Mijne buurvrouw was eene echte dame, dat had ik al dadelijk ontdekt en vruchteloos zat ik te verzinnen hoe een gesprek aan te knoopen.

‘Vijf en twintig minuten oponthoud! Buffet!’ riep de beambte, het portier openmakende.

Mijne buurvrouw stond op, ontdeed zich van de reisdeken, plaatste hare bagage en stapte uit. Het was 12 uur. De honger deed zich gevoelen. Zij stapte naar het buffet links. Ik volgde haar en kon haar gracieuse taille bewonderen, goed afgeteekend door een prachtigen mantel van louter bont. Zij had een grijs kastoren hoedje op, en zwarte krullende nekhaartjes kwamen er onderuit; zeer kleine voetjes trippelden vlug voor mij uit. Ik trad binnen, ging zitten en bestelde een eenvoudig maal.

De dame nam een kop bouillon aan een ander tafeltje.

Ik was een der eersten, die weêr opslond, en ging een sigaar op de kade rooken.

De vijf en twintig minuten waren spoedig verloopen. De reizigers verlieten met troepen de eetzaal en zochten hunne coupés op. Ik opende de mijne, maar mijne medereizigster was nog niet ingestapt.

Ik zat bij de kleine bibliotheek. Ik zag niets dan haar rug, doch ik herkende haar aan het prachtig figuur, haar bonten mantel en grijze hoedje.

Iedereen was al ingestapt; de beambten sloten met geweld de portieren.

Zij bleef echter en scheen niets te bemerken. Ik riep uit alle macht uit het portierraampje: ‘Mevrouw, mevrouw!’ maar het was te ver, of zij scheen niets te hooren. De trein zou vertrekken. Wat te doen? Zij zal achterblijven zonder haar bagage met die strenge kou - die arme lieve vrouw!

In eens nam ik de drie zakken en reisdekens en wierp dat alles een man toe, die dicht bij den waggon stond, en riep: ‘Geef dat alles aan die dame, die daar staat!’

De man pakte het boeltje op en liep naar de dame bij de bibliotheek.

Op hetzelfde oogenblik, aan den anderen kant van den waggon, opent zich het portier en mijne reizigster wordt bijna met geweld in haar coupé geduwd door den conduc-

[pagina 216]
[p. 216]

teur, die haar nog nariep: ‘Dat scheelde niet veel of het was te laat!’

Maar wee mij, welk een schrik, ik had mij vergist! De dame bij de bibliotheek was niet mijne reisgezellin! Nauwelijks in den waggon, riep zij: ‘Mijn bagage, waar is mijn bagage, men heeft mij bestolen!’ en keek mij angstig aan.

‘Neen, mevrouw,’ sprak ik, ‘uwe bagage is niet gestolen, maar is te Tonnerre achtergebleven.’

‘In Tonnerre, hoe kan dat?’

Ik trachtte het haar te doen begrijpen, maar zal u den blik, dien zij op mij wierp, niet beschrijven.

‘Ik ben radeloos, mevrouw, over mijne onhandigheid, maar de bedoeling was goed. Ik dacht dat u den trein zoudt misloopen, en vreesde u het te koud zoudt krijgen zonder uwe reisdekens. Vergeef mij; maar aan het eerstkomend station zal ik telegrafeeren, en zal men ze dadelijk terugzenden.’

‘Genoeg, mijnheer,’ zei ze ‘ik weet wel wat ik doen zal.’

Woedend wierp zij zich in een hoek van de coupé; hare handschoenen moesten het ontgelden.

Maar zij had niet gedacht, de arme vrouw, dat zij zooveel last van de koude zou hebben. Na verloop van eenigen tijd zat zij te rillen en te beven, en al trok zij haar bonten mantel vast om zich heen, zij bibberde.

‘Mevrouw, ik bid u, gebruik mijn reisdeken, u zult kou vatten door mijne schuld.’

‘Ik spreek niet tegen u, mijnheer, en wensch geen gebruik te maken van uwe beleefdheid.’

‘Mevrouw,’ sprak ik zenuwachtig, ‘gebruik deze deken, of wel ik spring uit den trein!’

En de deken tusschen haar en mij werpend, nam ik met de andere hand het portier vast. Zij dacht dat ik het meende en riep: ‘Zijt gij krankzinnig, mijnheer?’

‘U neemt de deken of ik volvoer mijn besluit, mevrouw!’

Zij nam de deken en zei op zachteren toon:

‘Maar gij dan, mijnheer, als gij dan maar geen kouvat!’

‘Verontrust u niet over mij, mevrouw; en al had ik het nu eens koud, was dat een goede straf voor mijne groote domheid.’

‘Zeg liever voor uwe overgroote haast, want uwe intentie was goed. Maar hoe kondt u denken dat ik die dame was?’

‘Wel, omdat zij mij verrukkelijk toescheen.’

Zij glimlachte.

Ik vergat de koude, de lange reis, alles! Zij sprak nu zeer gezellig met mij over hare reizen, en ik over de mijne. Overal was zij al geweest, in Italië, Egypte, enz. enz. Zij had een schat van vrienden en kennissen en het was wonder dat ik ze niet al twintig keer in de salons mijner bekenden had ontmoet!

Zij sprak zoo eenvoudig en lief, in één woord, zij was een charmante, ontwikkelde vrouw.

Maar hoe ik mijn best ook deed geen koude te voelen, zat ik te beven. In Dyon 2 uur 20 minuten bevriest mijn rechtervoet haast. - Wij telegrafeeren naar Tonnerre om het achtergebleven goed.

Te Maçon 4 uur; nu is het de beurt van den linkervoet om te verstijven. Wij krijgen een telegram uit Tonnerre, dat de goederen den volgenden dag te Marseille zullen aankomen.

Te Lyon Terroche 5 uur; mijn linkerhand wordt ongevoelig. Zij vergeet haar slaapwaggon te reclameeren.

In Valence 8 uur 3 min.; mijn rechterhand volgt het voorbeeld van de linker. Ik hoor, dat zij eene weduwe zonder kinderen is!

Te Avignon 9 uur; mijn neus wordt van purper nu paars. Ik geloof dat zij haar eersten man niet meer betreurt.

Te Marseille eindelijk om 12 uur 5 min. nies ik driemaal vreeselijk; zij geeft mij de reisdeken terug en zegt met een allerliefsten glimlach: ‘Tot weerziens, tot spoedig hoop ik!’

Ik bracht den nacht in het hôtel ‘De Noailles’ door, en dacht slechts aan het aardige weeuwtje. Ik werd wakker met eene erge verkoudheid. Zou ik in dien staat mij durven vertoonen aan mijne vrienden? Op reis is op reis, zij moeten mij maar zóó zien; morgen zal ik door de lekkere zon van Nice wel genezen.

Maar welk eene verrassing wachtte mij!

Die excellente vriend Rombaud had eenige kennissen ter mijner eere geïnviteerd, en onder hen zag ik.... mijne lieve reisgezellin.

Toen ik aan haar werd voorgesteld, lachte zij beminnelijk. Ik boog en vroeg heel zachtjes: ‘En Tonnerre?’

‘Ik heb alles ontvangen.’

Men ging aan tafel.

‘Wat zijt gij verkouden, mijn beste vriend,’ zei Rombaud; ‘waar hebt gij dat opgeloopen? Zeker in den waggon?’

‘Het kan wel zijn,’ zei ik, ‘maar ik heb er toch geen spijt van!’

Niemand begreep dat dubbelzinnig antwoord, maar ik voelde den welwillenden blik van mijne reisgezellin zich op mij vestigen, terwijl zij een heerlijk lepeltje soep verorberde.

Wat moet ik verder vertellen?

Ik vertrok den volgenden dag niet naar Nice, maar ik trouw over 14 dagen met mijne reisgezellin.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken