De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4
(1902)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet oudste Vondelingenhuis der Wereld.
| |
[pagina 189]
| |
eigenlijke vondelingenhuis der Inclusa vinden in de allereerste plaats de kinderen, die in de draaibare lade te vondeling gelegd worden, kosteloos en zonder voorbehoud onderkomen
de draaibare lade tot het opnemen van vondelingen.
en verpleging; verder alle onverzorgde kleinen uit Madrid en uit de provincie, wel te verstaan meisjes tot haar negende en jongens tot hun zesde jaar. Met de verdere verpleging en opvoeding der vrouwelijke kleinen belast zich dan het ‘Colegio de la Paz’, welks verpleegden het negende, en zoo het vondelingen der Inclusa zijn, het zevende jaar achter den rug moeten hebben. Dit college werd in het jaar 1679 door particuliere weldadigheid gesticht, en in het begin der vorige eeuw met de Inclusa in het tegenwoordige gebouw vereenigd. Zoodra de jongens zeven jaar zijn, worden zij overgenomen door het ‘Hospicio de San Fernando y Colegio de Desamparados’, maar hierover later meer. Door een omwandeling door de verschillende localiteiten kan men zich eerst recht een denkbeeld vormen van de groote doelmatigheid der inrichting. Een vriendelijk ingerichte kamer met acht sneeuwwitte bedjes aan de ééne zijde, een gemakkelijke waschtafel met koud- en warmwaterleiding in het midden, en een schrijfbureau, dat voorzien is van twee goedgaande klokken en een nummermachine voor de vondelingen, vormt het opname-station. Hoewel het nog vroeg in den voormiddag is, verkondigt een bel aan de draaibare lade met luiden klank, dat er een nieuwe vondeling wil toegelaten worden. IJlings opent de wachthebbende zuster halverwege het straatvenster een houten paneel, waarachter zich in den muur de ijzeren draaibare lade bevindt, draait deze naar buiten op die wijze, dat zij in het vertrek zien kan, wanneer de lade teruggedraaid moet worden. Boven de lade is op een marmeren plaat aan den buitenmuur de spreuk: ‘Verlaten door mijn ouders, neemt de barmhartigheid mij op’, aangebracht; daarnaast hangt de bel. Een fijn kinderstemmetje laat zich hooren, en de zuster neemt uit de met rose zijde gevoerde lade de nieuw aangekomene. Onmiddellijk wordt het kind zijn herkenningsloodje, dat aan de ééne zijde jaartal en nummer, op den anderen kant den naam der inrichting ‘Inclusa de Madrid’ draagt, aan een zwart koord om den hals gehangen; dan volgt, met stipte opgave van het tijdstip van opname in de inrichting, het registreeren van het kind en van hetgeen het heeft meegebracht in de boeken, gevolgd door het reinigen en kleeden in kleertjes van de Inclusa. Ten slotte komt het in een der bedjes te liggen, waar het blijft totdat een dokter bepaald heeft of het bij de zieke of gezonde kinderen moet worden opgenomen. Met rechtmatigen trots wordt u door de zusters de zaal der pasgeborenen gewezen. Hoe zindelijk, hoe goed verzorgd liggen hier haar beschermelingen geheel in 't wit. Heele reeksen van kasten in de nevenzalen nemen den rijken voorraad kleeren en waschgoed, die voor zoo'n groot aantal kinderen noodig is, in zich op. Het glanspunt van deze afdeeling vormen de zaken door het koninklijk huis, de hofdames enz. ten geschenke ontvangen. De zaal voor het reinigen, wasschen en aankleeden der kleinen is uit ruime beurs ingericht. Daar er jaarlijks gemiddeld 1400 kinderen, waarvan de vrouwelijke 25 percent in de meerderheid zijn, in de Inclusa gebracht worden, is het onmogelijk allen op te nemen. Daarom worden ook kinderen buiten het huis in verpleging gegeven, totdat zij in het Colegio de la Paz of in het Hospitio een onderkomen vinden. Eerst twee jaar later, als de kinderen reeds eenigszins ontwikkeld zijn, is het den pleegouders mogelijk het kind aan te nemen; dit is evenwel niet mogelijk wanneer de ouders hun rechten op het kind laten gelden. Op de bovenste verdieping, geheel van het overige gedeelte afgescheiden, bevinden zich de zalen voor de pasgeboren kinderen, welke ziek zijn. Al zijn zij niet zoo luxerieus en eenvoudiger ingericht, dan is alles er toch doelmatig en netjes en van alle benoodigdheden, zooals waschgelegenheid, keuken, een kamer voor geneeskundig onderzoek enz. voorzien. Behalve de zusters wijden zich ook de oudere verpleegden uit het Colegio de la Paz aan het oppassen der zieken.
herkenningsloodjes.
De daaronder gelegen verdieping huisvest de ziekenzalen van bovengenoemd college, welke eveneens een op zichzelf staand klein hospitaal vormen. Twee chef-dokters, waaronder de een specialiteit in oogen, de andere in chirurgie is, nemen met drie assistent-artsen den ziekendienst in de inrichting waar. Er bestaat vaccinedwang. De gezondheidstoestand in de inrichting wordt door de dokters algemeen als gunstig geconstateerd. Dank zij een hygienische levenswijze, waaraan streng de hand gehouden wordt, zien de kinderen er gezond en krachtig uit; benevens vlijtigen arbeid wordt niet verzuimd door baden, gymnastiek en beweging in de open lucht de lichamen te harden. Met uitzondering van muziek- en teekenonderricht, dat facultatief aan bizonder begaafde verpleegden door leeraren gegeven wordt, wordt het schoolonderwijs uitsluitend door de zusters geleid; vooral in vrouwelijke handwerken verricht men er wonderen. Het opvoedingsprincipe is er op ingericht de meisjes tot goede huisvrouwen | |
[pagina 190]
| |
en moeders te maken, waartoe in de inrichting alle gelegenheid bestaat, daar al het werk door verpleegden wordt gedaan. Alleen ingeval het kind tot zijn ouders teruggaat, geadopteerd
vondelingen met hun voedsters.
wordt of in een geestelijke orde gaat, kan het de inrichting verlaten; in andere gevallen blijft ze haar levenslange verblijfplaats. Bij het verlaten van de inrichting krijgt een meisje 500 peseta's, die op verlangen in geld of in een uitrusting of in beiden worden uitbetaald; verder krijgt zij een vierde deel van het geld, dat zij gedurende haar verblijf in het instituut met werken verdiend heeft, en is het lot haar gunstig, dan kan zij nog een winstaandeel krijgen van de loten, die voor de verpleegden gespeeld worden. De drie inrichtingen zijn geplaatst onder provinciaal bestuur, Diputacion provincial, dat voor het onderhoud, de leiding enz. zorgt. Een zijner leden wordt met den eeretitel van ‘Visitador’ begiftigd en houdt toezicht, hoewel er een bezoldigd directeur wordt aangesteld, die over het geheel gaat, en verschillende klerken onder zich heeft. Ook is er een gezelschap van dames uit de hoogste kringen, de ‘Junta de Damas de Honór y Mérite’, die er steeds op uit zijn de belangen der inrichting te bevorderen. Het jaarlijksche huishouden der ‘Inclusa’ en van het Colegio de la Paz, wordt ongeveer op een half millioen peseta's geschat. Het zeer aanzienlijk privé-vermogen der beide weldadigheidsinstellingen bedraagt 3½ millioen. Het ‘Hospicio y Colegio de Desamparados’, waar de mannelijke verpleegden later hun opvoeding krijgen, is een oud, statig gebouw uit het jaar 1726 met een interessant front. Jammer genoeg is ook het inwendige nog zeer ouderwetsch, maar men hoopt spoedig de plannen om een nieuw gebouw te stichten, verwezenlijkt te zien. Behalve veelzijdig en grondig onderwijs krijgen de knapen in een reeks van werkplaatsen, onder leiding van bekwame werkmeesters, les in het een of ander ambacht, dat zij zelf hebben uitgekozen, verder in muziek, kantoorwerk, handel enz., zoodat zij bij het verlaten van het Hospicio op hun twintigste jaar op hun eigen beenen kunnen staan. Velen worden in dienst genomen door bestuursleden der inrichting. Niet minder dan 28 leeraren en 12 werkmeesters geven er onderricht. Het bestuur is op gelijke wijze geregeld als bij de meisjes-instituten. De onderhoudskosten bedroegen in het jaar 1901
in de ziekenzaal.
626,713 peseta's, die evenals bij de twee andere inrichtingen voor een groot deel door de stad Madrid gedragen worden. Dat er op een bevolking van 1200 verpleegden in genoemd jaar slechts 19 sterfgevallen waren, spreekt wel vóór de inrichting. |
|