keeren in zijn huis om haar plichten te vervullen, hij wilde niet scheiden, nooit! ‘Had ik destijds mijn opgeheven arm op je hoofd laten neêrkomen,’ schreef hij haar, ‘ik had schuld, maar ik wist mijn drift te beteugelen. Ik wìl niet scheiden, zelfs al bracht men mij de overtuigendste bewijzen dat jij je in een poel van schuld had geworpen, ik wìl niet, nóóit! Je zult dragen wat je te dragen begeerd hebt!’
Toen, want ze had het hem nog willen besparen, - ze had toch zíjn kind onder 't hart gedragen, - vertelde ze Don wat ze wist van Alfred's leefwijze. Maar Don trok de schouders omhoog.
‘Dat beteekent niks, Hanna. Je brengt jezelve in opspraak. Dergelijke vrijheden zijn den man geoorloofd.’
‘Wat moet 'k dan doen?’ vroeg ze ten einde raad.
‘'k Zal naar Rotterdam gaan,’ zei Don, ‘'k zal trachten je man van besluit te doen veranderen.’
Maar Don's goede voornemens mislukten. Alfred wilde niet scheiden, nooit, nooit. Die boodschap bracht Don mede terug.
‘Twee wegen staan je open, Hanna. Keer naar huis, en wil je dan zelf nog trachten je man tot 'n scheiding over te halen, doe 't, maar 't zal wel niet baten. Of, ga met Martinet meê naar 'n ander land, 'n musicus is wereldburger. Dat heeft ie je trouwens al voorgesteld.’
‘Ja, Emil wil dat 'k zoo maar met 'm zal meêgaan.’
‘Waarom doe je dat dan niet?’
‘Als 'n eerlooze vrouw?’
‘Ach wat, Martinet heeft me gezegd dat ie om dien maatschappelijken rommel niet maalt. De kinderen die mijn liefde zal wekken, zullen met míjn naam door de wereld komen; 'k lach wat met 'n permissiebiljet van burgemeester en wethouders, zei die me van morgen nog.’
‘Is er dan heelemaal geen and're manier?’ vroeg Trees. ‘Zeg, meneer de advocaat zonder praktijk, kan je de wet niet 'n beetje verdraaien?’
‘Nee vrouwlief,’ antwoordde Don lachend. ‘Jullie vrouwen zou wel ieder 'n afzonderlijke wet moeten hebben, wilde ze naar je zin zijn. Er 's eenvoudig niks aan te doen Hanna, je man is 'n monster, ziedaar! Al zou je hals over kop jezelve in schuld en schande werpen, dan nog wil Alfred niet scheiden. 't Is 'm er klaarblijkelijk om te doen je geluk te verhinderen, je verder leven te vergallen.’
En Hanna leed en Hanna streed, - maar keerde naar Rotterdam. Trees hing haar schreiend om den hals aan 't stationnetje van de Hollandschespoor-stoomtram.
Don vergezelde Martinet naar Den Haag naar 't station der Staatsspoorwegen. Beiden hadden al hun welsprekendheid aangewend Hanna van besluit te doen veranderen, - tevergeefs. Alfred móést toegeven, ze wilde zonder wettige schuld blijven. Martinet vertrok met smart in de ziel.
Hanna keerde naar huis en leefde weêr het sleurleven. Na een paar vergeefsche pogingen gaf ze 't op nog langer bij Alfred op scheiding aan te dringen. Ze trachtte zelfs enkele rondgaande geruchten te logenstraffen, maakte hier en daar een visite, maar reeds een enkele visite bij een bezoekontvangende dame gebracht, walgde haar. Ze kon niet praten over opschik en mooie kleêren met zooveel droefheid in de ziel.
Zoo leefde ze voort, deed haar huiselijke plichten als een machine, den ganschen langen winter door. Nog éénmaal deed ze een beroep op Alfred, bezwoer hem zich van haar te laten scheiden, smeekte, bad.... maar zijn ‘nooit!’ klonk sarrender dan ooit. Toen kon ze niet meer.
Door bemiddeling van Don liet ze Martinet weten dat ze bereid was hem te volgen, hoe spoediger hoe liever, want haar krachten dreigden haar te begeven.
En toen weêr de lente intocht hield, bracht Hanna de eerste veldbloemen op 't grafje van haar kind, - maar keerde niet naar huis.
Ook den volgenden dag niet.
Op de beurs vertelden de kooplieden elkaâr, zoo tusschen een gesprek over Ohio- en Virginietabak door, dat Harweg's vrouw gisteravond met een heer was gezien aan 't station Delftsche Poort, gereed in den express-trein naar den Hoek van Holland te stappen. De vrouw van notaris Mortels had haar zeker uitgeleide gedaan, want die zat in de damessalon en schreide hartbrekend. In den effectenhoek werd verteld dat notaris Mortels er vandoor was gegaan. Zijn vrouw was ook weg.
Zoo vertelde men op de beurs, en uit den tabakshoek en effectenhoek wandelde 't praatje naar den koffiehoek, en van daar naar den specerijenhoek, toen naar den oliehoek. Deze lag direct bij de deur, en zoo ging het de straat op.
Zoo dus vertelde men.
En in den vroegen morgen van den daarop volgenden dag vischte de baggerman uit het water dat Eendrachtsweg en Westersingel scheidt het lijk van een als dame gekleede vrouw.