naar de veranderingen, die op het bamboe-tafeltje hadden plaats gehad. De vazen waren nu onbedekt, terwijl de gelakte en beschilderde deksels in pijnlijke nauwkeurigheid er achter stonden; de lamp als voorheen recht in het midden.
In de eene vaas bevonden zich een menigte blaadjes van zeer dun wit papier, ongeveer drie duim in 't vierkant; in de andere was een waterachtige vloeistof en daarin zwom een der blaadjes uit de andere vaas. Sing-Fou haalde het voor mijn oogen eruit, en hield het boven de lamp om te drogen. Daarop gaf hij het mij in de hand en beval mij het goed te bekijken. In zwakke omtrekken, wat onduidelijk en onvolledig, stond de Chinesche tempel er op, zooals ik hem gedurende de zitting voor mijn geestesoog gezien had.
‘Aha,’ dacht ik, ‘dat is sluwe berekening, een goed voorbereide zaak.’ Dit idee lag ook vrij wel voor de hand. Daar ik zooeven voor den eersten keer in een Chineeschen tempel geweest was, liet het zich eenigermate aanzien, dat ik in mijn geest er mee bezig zou zijn. Dit deelde ik ook aan mijn vriend mede. Zijn eenig antwoord was een goedmoedig, half medelijdend lachje, waarna hij uit een la der tafel een sterk vergrootglas te voorschijn haalde, en terwijl hij met mij in den tempel ging, gebood hij mij het plaatje te bestudeeren en het te vergelijken met datgene, wat ik nu bij nauwkeurige waarneming in het heiligdom ontdekken zou. En toen zag ik dat het plaatje in mijn hand een getrouw conterfeitsel was van datgene, wat ik mij bij het vluchtig doorloopen van den tempel in het geheugen geprent had, maar volstrekt niet overeenstemde met hetgeen ik bij een nauwkeurige beschouwing waarnam.
Mijn twijfel was dus op de vlucht gejaagd en daardoor had de zaak zooveel aan aantrekkelijkheid gewonnen, dat ik met veel genoegen inging op het voorstel van den priester om het experiment te herhalen. Hoe hoopte ik bij deze gelegenheid den sleutel te vinden van het raadsel, dat mij tot nu toe geheel ondoorgrondelijk was. Weer moest ik met gekruiste beenen op de mat gaan zitten, mij het haar laten vochtig maken en platdrukken en mij de natte pleister op den schedel laten leggen. Toen ik mij weer een kerk voor den geest moest halen, concentreerde ik al mijn gedachten op de St. Paul's kerk te Londen, waarvan ik zeker wist dat Sing-Fou ze nooit gezien had, en die mij zoo trouw en duidelijk voor oogen stond, als had ik ze gisteren nog gezien.
Door woorden kon ik aan mijn verbazing geen lucht geven, toen ik na afloop der verdere plichtplegingen het raadselachtige blaadje in de hand hield, en ik de mij zoo welbekende kerk tot in de kleinste bizonderheden voor mij zag.
Mijn groote verbazing scheen den priester genoegen te doen; hij stelde mij tenminste voor verdere proeven te nemen, ditmaal evenwel met een of ander vrouwelijk wezen. Ik nam het aanbod dankbaar aan, maar bemerkte dat ditmaal de voorbereidende maatregelen een verandering ondergingen in zoover, dat de priester het haar van het achterhoofd bevochtigde en de natte pleister ver op het achterhoofd tot half in den nek legde. Het resultaat was evenwel hetzelfde; ik had mij namelijk een beroemde Engelsche tooneelspeelster voorgesteld, en het was haar sprekend gelijkend portret, dat mij van het boven de lamp gedroogde papiertje begroette.
Wij namen er evenwel nog geen genoegen mee, maar beproefden het met gelijk resultaat met alle denkbare personen en localiteiten, algemeen bekende personen of lieden alleen aan mij bekend, en geen enkelen keer liet de kunst van den priester hem in den steek, behalve wanneer het overleden personen gold; met hen hadden wij niet het minste succes.
Als laatste proef riep ik mij een versje uit een mijner schoolboeken in de herinnering terug, hoewel ik twee regels geheel vergeten was. Toen mij het blaadje ter hand gesteld werd, bleek het, dat het versje er juist op stond, zooals het in mijn oud leesboek gestaan had, benevens het plaatje dat als illustratie er bij gediend had; de beide vergeten regels waren ook in deze zeldzame copie weggelaten, en een paar woorden, die ik mij niet duidelijk meer herinneren kon, waren ook hier door verkeerden vervangen, terwijl zij mij intusschen te binnen geschoten waren.
Een duidelijker bewijs voor de onaantastbare vertrouwbaarheid der proefnemingen kon mij wel niet gegeven worden. Ik verklaarde mij dus voor tevredengesteld en verzocht alleen de oplossing van het raadsel.
In de allereerste plaats weigerde de priester mij mee te deelen wat hij gebruikte om het voor deze gedachtenlezerij gebruikte papier te praepareeren. Dat was een geheim, dat reeds meer dan drie duizend jaar met het priesterschap erfelijk was en dat hij natuurlijk niet mocht prijsgeven. Ook verried hij mij niets omtrent de wijze, waardoor deze wonderlijke gedachtenuitstraling ontstond - waarschijnlijk omdat hij het zelf evenmin wist. In dit opzicht bleef ik dus geheel onbevredigd.
Natuurlijk gaf hetgeen ik beleefd had, mij veel stof tot nadenken, maar hoe ik er ook over peinsde, ik kwam tot geen resultaat.
Om de opvatting van een met de materie vertrouwd persoon te weten, vertelde ik het gebeurde later aan professor Durand te Boston, die er zich zeer voor interesseerde en het, bij een algemeene vergadering der ‘Eclectic Psychological Association’ tot onderwerp van een lange voordracht maakte. Ik woonde deze vergadering bij en kreeg bizonder treffende en bevredigende wenken door de levendige discussie, die zich gedurende de voordracht ontspon. Een klein gedeelte van de toehoorders, voor zoover die aan het debat deelnamen, was van meening dat de hersens van den priester als medium dienst gedaan, en evenals een filter, mijn gedachten opgenomen en op papier gebracht hadden.
Het grootste deel der aanwezigen was het er evenwel over eens, dat de gedachten een soort van beweging hebben, zoo goed als het licht en het geluid, en dat ze eenvoudig door mijn schedel gestraald waren om op het gepraepareerd papier een afdruksel na te laten, juist op dezelfde wijze als het licht het op de gevoelige plaat eener camera doet.
Ik voor mij moet bekennen, dat ik in de verste verte niet weet hoe de zaak te moeten uitleggen; ik weet alleen dat ik ze wakend heb doorgemaakt.