Bij de poppenmakers.
Met illustratiën.
Hoewel de huisindustrie door de fabrieken meer en meer op den achtergrond geraakt is, bestaat zij toch nog in vele plaatsen van Duitschland. Zoo vindt men nog in 't Ertsgebergte het kantmaken, in Silezië treft men de linnenwevers aan en wederom in het Ertsgebergte en in Thüringen de makers van houten speelgoed. Meiningen evenwel beroemt zich op een specialiteit, namelijk de poppenfabricage, die haar hoofd- en stamzetel te Sonneberg heeft.
Sonneberg is een echte poppenstad en aardig is het, het vlijtige volkje gade te slaan bij het in elkaar zetten van de duizenden poppenkinderen. Voornamelijk bestaat deze wijdvertakte industrie uit huisarbeid. Vele fabrikanten laten alles buitenshuis maken, anderen weer slechts deelen en maken die in hun eigen lokalen tot één geheel. Overal evenwel heeft het ontstaan van de pop op dezelfde wijze plaats.
De ‘modelleur’ begint met het model te maken; daarvan worden negatieve vormen gegoten, welke de ‘drukker’ in de papier-maché-massa
het snijden en stoppen der poppenrompen
drukt. Nu gaat de kop over in handen van den ‘oogenuitsnijder’, die met een scherp, puntig mesje de oogholten opensnijdt. In die openingen worden van boven door den ongedekten schedel of soms ook door den hals, de oogen ingegipst, welke aan een met een teerachtige massa bestreken draad in den vorm van een vork bevestigd zitten. Bij slaapoogen worden de oogleden geverfd en geolied, opdat het gips later niet gaat kleven. Het oogen inzetten vordert een zekere mate van handigheid, daar schele poppen moeilijk de gunst der kleine moeders zouden verwerven.
Is de kop zoover klaar en de schedelopening met een deksel van pap gesloten, dan begint men de papier-maché-massa met een soort van krijt te gronden en later met vleeschkleur te verven. Ten slotte moet hel kopje nog tweemaal geverfd worden eer het, op twee stokjes gezet, afdruipen en terdege drogen kan. Maar nog is het lijden niet uit; weer wordt het mes ter hand genomen om de verflagen van de oogen weg te snijden, den mond uit te steken en de ooren te verfraaien. Een reepje wit papier-maché, waarover een klein, rond ijzer met fabelachtige snelheid heengaat om smalle stukjes uit te steken, vormt de tandjes, die aardig achter de halfgeopende lippen te voorschijn komen. Ten slotte moeten de oogen nog met spiritus afgewasschen worden en dan is de kop voorloopig klaar, doch slechts zoolang tot hij voldoende gezelschap gevonden heeft en de poppenmanden, hoog opgeladen met de kale poppenkoppen, hun weg vinden naar de kapkamer.
Veel meer tijd en arbeid vorderen de kopjes uit biscuit-porselein, waarvan in de drie porseleinfabrieken in het naburige Köppelsdorf er dagelijks 3000 dozijn gemaakt worden.
Nadat de massa tot gieten gereed is, wordt zij in tweedeelige gipsvormen gegoten; hier moet de buitenlaag licht afkoelen, opdat de binnenmassa kan wegloopen. Na ½ tot 1 minuut zijn de vullingen reeds zoo hard, dat zij er uitgenomen en afgewasschen kunnen worden, waarop de oogen, het mondje enz. op de bekende wijze worden aangebracht. Groote ronde aarden vaten nemen nu de grauwwitte kopjes op, die men door steunsels uit het mengsel recht houdt staan. In den reuzen-porseleinoven, die voor één baksel van 60 tot 70 centner kolen gebruikt, worden de vaten op elkaar geplaatst en de oven witgloeiend gestookt.
Twee duizend dozijn koppen worden tegelijk voor den eersten keer gebakken, terwijl na het inplaatsen van de aarden vaten de oven dichtgemetseld wordt.
Is het baksel klaar en de un doorzichtig witte biscuit-massa afgekoeld, dan gaat ze terug naar de werkzalen. Hier gaat ieder kopje weer van hand tot hand (in 't geheel 14 maal), tanden worden op gipsplaten afgestoken en met het mengsel aangelijmd. De vleeschkleur wordt aangebracht, mond, wenkbrauwen, wimpers en wangen krijgen hun natuurlijke kleur, en dan wordt alles bij elkaar in den smeltoven gebracht en krijgt door diens rooden gloed de vereischte sterkte.
Nadat de plichten van deze fabriek zijn afgedaan, wordt het breekbare goedje naar andere werkplaatsen overgebracht, waar de voltooiing geregeld haar gang gaat, want aan de kopjes alleen heeft men niet veel; zij willen ook een lijfje hebben, en zoo'n kleine ‘romp’ geeft betrekkelijk weer velen handen werk. Nemen wij aan dat de mooiste poppenromp uit leer, die aan alle ledematen twee- of driemaal beweegt, die zitten, knielen en loopen kan, gemaakt moet worden.
Voor de samenstelling van zulk een huid heeft men in de eerste plaats 12 stukken noodig uit dik karton of blik, langs welker buitenranden met een scherp mes dezelfde deelen uit schapenleer, vervolgens uit shirting gesneden worden. Leder en shirting worden op elkaar geplakt en aan de binnenzijde met een machine aan elkaar genaaid. Met behulp van afgeronde houtjes worden ze gekeerd en zijn ze gereed ter vulling, wat met zaagsel of fijne kurk gebeurt; bovenop komt paardenhaar.
Het aan elkaar zetten van de verschillende deelen vereischt groote accuratesse; tegenwoordig heeft men hier evenwel machines voor, die het werk onberispelijk doen. Ten slotte worden de armen onder den kop nog met een houtje verbonden (ook de bovenarmen zijn van hout, dat met leer bekleed is) en in plaats van met bindgaren of elastiek, zooals bijv. bij de beweegbare poppen gebruikelijk is, met schroeven bevestigd. Zulk een romp is bijna onverwoestbaar en als het mooie porseleinen kopje met zijn lachende blauwe oogen en het schalksche kuiltje in de kin er bovenop geplaatst wordt, kan men zich nauwelijks iets lievers voorstellen.
Ja, toch wel. Namelijk deze popjes in haar mooie japonnetjes, met verlakte schoentjes en witte kousjes, het kanten hoedje op het zijdeachtige haar gedrukt. Wil het gekleed worden, dan klopt het bescheiden aan de deur der kleed-