Uit de gummi-Districten van Brasilië.
Met illustratiën.
Voor den uit den Atlantischen Oceaan in de Amazone-rivier komenden reiziger opent zich een wereld van niet verwachte schoonheid. Dagen lang vaart het schip stroomafwaarts zonder dat het oog den oever
indiaan van de amazone-rivier.
ziet; eerst op den negenden dag kan men met een goeden kijker den stroom overzien, en heel in de verte wordt men vormlooze, op wolken gelijkende, donkere schaduwen gewaar: den oever.
Het doel van de reis is naar de nog in opkomst zijnde stad Manars, de hoofdstad van Amazone, den grootsten staat der republiek Brasilië. Overal zijn talrijke, donker gekleurde arbeiders, druk bezig met wegen, sorteeren, versnijden, inpakken en merken van een donkere massa. Deze massa, in bolronden of platten vorm, is gummi, het voornaamste export-artikel van Amazone.
Het product wordt evenwel niet hier, maar in de hoogere streken van den Amazonestroom en zijn zijrivieren gewonnen.
Op reis daarheen openbaart zich aan den reiziger al het tooverachtig schoone het oerwoud verheft zich een op palen gebouwde barak, die den bezitter van een gummidistrict toebehoort. Hier is het proviand opgeborgen voor de gummitrekkers, die uit de staten Rio grande del Norte, Pernambuco, Maranhao en Clara komen, en aan alle ontberingen gewoon en zeer weinig eischende lieden zijn. Hun lot is hard, want zij zijn niet veel meer dan slaven, die bij den ondernemer reeds in 't krijt staan vóór het werk nog begonnen is. Daarbij komt nog het moerassig klimaat, waaronder alleen de gezondheid van de allerkrachtigsten niet lijdt.
Het winnen der gummi geschiedt op de volgende wijze: De gummitrekker krijgt van den ondernemer een kleine ijzeren bijl, ongeveer een 50-tal half-ronde bekers (Tigellinha) en een aan een draagriem bevestigden ketel. Aldus uitgerust trekt hij naar het duistere oerwoud. Hier aangekomen moet hij op het hem aangewezen arbeidsveld het onderste hout der boomen wegkappen en een natuurlijken, zeer primitieven weg maken. Dan, wanneer de stammen blootgelegd zijn, begint het ‘tappen’. De gummitrekker maakt nu met een bijl op afstanden van 15 cm. van 40 tot 50 insnijdingen boven elkaar in den stam van den boom. Onder die insnijdingen bevestigt hij een der meegebrachte Tigellinha en deze vangen het uit de insnijdingen vloeiende, melkachtige sap op.
Als het sap ophoudt te vloeien worden de bekers in den voor dat doel meegebrachten ketel geledigd en dezelfde bewerking wordt aan den anderen kant van den boom her-