er niet meer dan 70 arbeiders in iedere groep worden toegelaten, en daar zij, die er eenmaal zijn, er ook blijven, zal men, om aan de aanvragen te kunnen voldoen, nieuwe werkplaatsen
een éénbeenige aan het werk.
moeten inrichten. Stellig zijn er tot heden wel een dertigtal van die werkplaatsen noodig, een rijk arbeidsveld dus voor de Fransche philanthropen.
Het atelier dient niet tot huisvesting van de gebrekkigen; zij brengen er acht uur van den dag door en hebben tot devies: ‘helpt elkaar’.
De werkman, die van het gezicht beroofd is, laat een motor loopen, een tweede ongelukkige leidt met den éénen arm, die hem is overgebleven, het werk dezer machine. Zij, die geen beenen hebben, verrichten bezigheden, waarbij ze zich niet behoeven te verplaatsen.
Andere gebrekkigen, die eenige ontwikkeling hebben, gaan er op uit om werk te zoeken voor hun kameraden, die in het atelier zijn achtergebleven.
De toepassing van dezen maatregel van onderlinge hulp onder gebrekkigen heeft op de ateliers te Montreuil en in de Rue Planchat zeer goed gewerkt. De lieden, die er werk verrichten, zijn er niet alleen in geslaagd in de maatschappij hun plaats als werkman weer in te nemen, maar zij zijn ook in staat gesteld om goedkoop te leven.
Ieder atelier is nog meer geworden dan een coöperatieve vereeniging van verbruik en productie; 't is een soort van broederschap, welks leden in elkaars behoeften voorzien. Onder de werklieden, in een groep vereenigd, treft men altijd een oud schoen- of kleermaker, schrijnwerker of timmerman aan, die enkele uren van den dag, zonder dat het hem te veel vermoeit, zijn vroeger vak kan uitoefenen. De onkosten worden daardoor natuurlijk belangrijk verminderd.
Iedere groep heeft ook haar inrichting, waar het goed versteld wordt, haar kapkamer, haar wasscherij en strijkinrichting, waar het linnen bijna zonder kosten in orde gemaakt wordt. Verder is er een cantine, waar men voor een maal, bestaande uit soep, vleesch, groente, een glas wijn en zooveel brood als men verkiest, nooit meer dan 45 centimes (22½ cent) betaalt.
Men is er tevreden met zijn lot, en aan de lange tafels, waar de vouwers, binders of liniëerders werken of de blinden met elkaar praten, stijgt dikwijls een vroolijk gezang op, dat uren duurt.
De ateliers zien er overigens uit als alle andere werkplaatsen; er heerscht een prettige bedrijvigheid en iedereen doet zoo goed mogelijk zijn plicht. Alleen om zes uur 's avonds, als het werk afgeloopen is en de menschen naar huis gaan, ziet men eerst hoe gebrekkig en hulpbehoevend de meesten zijn; toch zien zij er niet tegen op als er wat veel werk is, een uurtje langer te blijven.
Het salaris, dat de gebrekkigen verdienen, bedraagt 37,000 francs per jaar en per atelier; dit staat ongeveer gelijk met hetgeen hun werk opbrengt. Maar er zijn nog meer onkosten, zooals het aanschaffen van materiaal enz., die bestreden moeten worden, zoodat de uitgaven de inkomsten met 20 duizend francs overtreffen. Dit verschil wordt evenwel betaald door de ‘Conseil Général’.
Het is een bewonderenswaardige instelling; zij bestuurt zichzelve, zij voorkomt gebrek en houdt het gevoel van eigenwaarde van degenen, die er werken, staande.
Hoewel men zich niet belast met het onderdak brengen der werklieden, stelt men toch alle pogingen in het werk om hen, die door hun lichaamsgebreken geen verren afstand kunnen afleggen, zoo dicht mogelijk bij het atelier te doen wonen. Voor de getrouwde werklieden is de oplossing vrij gemakkelijk, want in die bevolkte buurten is er geen gebrek aan burgermanswoningen tegen betrekkelijk lagen huurprijs; maar voor de vrijgezellen wordt de zaak moeilijker. Voor hen, die zelf bekennen dat zij ‘niet huwbaar’ zijn en toch veel hulp noodig hebben, zou het dwaasheid zijn hen een onderkomen te verschaffen waar zij alleen en hulpeloos zouden zijn.
Op gemeubileerde kamers in de buurt heeft men getracht ze onder dak te brengen, maar de huurprijs der kamer (3
de éénarmige boekhouder.
francs per week) was wel wat hoog; dit bemerkten de werklieden zelf ook, en er moesten andere maatregelen genomen worden. Men heeft getracht enkelen hunner bij elkaar te laten wonen. Zoo was er bijv. een weduwnaar, die nog eenig meubelair had; dezen heeft men saamgebracht met een man