De vorst der Zwarte Bergen.
Het in 1896 voltrokken huwelijk van den tegenwoordigen koning van Italië, Victor Emanuel, met de schoone Montenegrijnsche vorstendochter Helene, heeft de opmerkzaamheid van het Europeesch publiek in hooge mate gevestigd op het land der Zwarte Bergen en zijn regeerend vorstenhuis en sedert dien tijd is de naam van zijn opperhoofd, vorst Nicolaas I, Petrowitsch Njegusch, meermalen ook in de pers genoemd geworden.
In 1897 kon hij het 200-jarig bestaan zijner dynastie, in 1900 zijn 40-jarig regeeringsjubileum vieren. Twee jaar geleden haalde zijn oudste zoon en vermoedelijke troonopvolger uit een Duitsch vorstenhuis een lieve vrouw, en dezer dagen biedt de viering van zijn zestigsten verjaardag de gelegenheid aan, den vorstelijken gebieder te gedenken, die niet alleen over een der interessantste, nog altijd met een waas van wilde romantiek omgeven landen regeert, maar ook als groot voorstander der Slavische litteratuur een zeer bekende persoonlijkheid is.
Wat hij als vorst in tijden van vrede en oorlog voor zijn rijk gedaan heeft, hoe hij zijn land onafhankelijk gemaakt en de welvaart bevorderd heeft, is van meer algemeene bekendheid dan zijn intiem leven in den kring zijner familie en zijn opgaan in de litteratuur.
Als echtgenoot en familievader is vorst Nicolaas altijd zeer gelukkig geweest. Zijn echtgenoote Milena, eens de schoonste vrouw uit Montenegro, heeft hem na verloop van tijd drie zoons en zeven dochters geschonken. Zij schijnen zich de oude Latijasche spreuk: ‘Ta felix Austrea nube!’ tot voorbeeld genomen te hebben, en met voldoening kan vorst Nicolaas nu op de door aantrouwing verkregen internationale familierelaties neerzien, onder wie zich een Russisch grootvorst en de koning van Italië bevindt. Dikwijls heeft men geloofd, en het is ook niet onwaarschijnlijk geweest, dat hij zijn vorstenkroon voor een hoogere waardigheid verwisselen zou.
Als bestuurder van het land is vorst Nicolaas zeer bemind en geëerd, want niettegenstaande zijn hoogere beschaving heeft hij altijd voeling gehouden met zijn volk en den oudpatriarchalen trek, diede Montenegrijnsche staatsopperhoofden steeds eigen was, behouden, evenals de kleederdracht van het land, die den grooten, statigen man bovendien bizonder goed kleedt.
Nog heden heeft hij voor de klachten en het lijden ook van de armsten van zijn volk een open oor en de audiënties, die hij niet in de met vorstelijke pracht ingerichte audiëntiezaal, maar onder den historisch geworden olm houdt, zijn bizonder interessant.
Sedert de stoombooten van de Oostenrijksche Lloyd de reizigers langs de Dalmatische kust na een genotvolle vaart in de onvergelijkelijk schoone natuurhaven, de Bocche di Cattaro, brengen, is het verkeer van vreemdelingen, die den patriarchalen omgang tusschen vorst en volk in oogenschouw komen nemen, van jaar tot jaar vermeerderd. Wie het voorrecht genoten heeft, door vorst Nicolaas ten paleize in audiëntie te worden ontvangen, zal ook van hem den aangenaamsten indruk gekregen hebben. Het hoofsche ceremonieel wordt natuurlijk ook in de Konak te Cettinje in acht genomen, maar vooral tegenover letterkundigen maakt de vorstelijke dichter geen complimenten en voert het gesprek met groote welwillendheid en zichtbare belangstelling, terwijl aan hen, die hun reis wenschen voort te zetten, aanbevelingsbrieven en zoo noodig ook een wacht van Montenegrijnsche soldaten wordt meegegeven.
Bij audiënties bedient vorst Nicolaas zich in den regel van de Fransche taal, die hij als een geboren Parijzenaar spreekt; maar hij spreekt ook Servisch, Russisch en Italiaansch.
Als de vorst en de prinsen in Cettinje zijn, kan men ze iederen dag zien wandelen of rijden, terwijl de heele familie dikwijls op feestdagen in de eenige honderden schreden verwijderde hofkapel de mis gaat hooren.
Op den heiligen St. Petrusdag, het grootste kerkfeest in Montenegro, dat met veel praal gevierd wordt, stroomt het volk uit alle deelen des lands naar Cettinje.
Door het grand-hotel regelmatig te steunen, heeft vorst Nicolaas gezorgd dat de vreemdelingen steeds een uitstekend onderkomen vinden. Als het grootste particuliere gebouw uit de plaats en door een voortreffelijke Fransche keuken, doet het huis zijn naam alle eer aan; in alle geval is er tusschen Mazzio en Corfu geen tweede hotel waar de vreemdeling zoo goed kan eten. Aan de table d'hôte nemen behalve de vreemdelingen ook geregeld sommige ministers, adjudanten en andere hooggeplaatste personen, benevens de lijfarts en de leermeesters de prinsjes en prinsesjes deel.
De bij het Cettinjer hof aanwezige gezanten en grootwaardigheidsbekleeders hebben een eigen huishouden. De vorst noodigt ze ook dikwijls bij zich aan tafel en geeft zich veel moeite om door musicale soireés, theater-voorstellingen in den eersten en eenigen muzetempel des lands, en door bals, voor hen het in den winter weinig bekoorlijke, koude en tamelijk ongezonde Cettinje aantrekkelijk te maken. Heeft de plaats, niettegenstaande de bemoeiingen van den vorst, meer van een legerplaats dan van een hoofdstad en wordt het zelfs aan inwoners door Njegusch, Podgoritza en Grahawo verre overtroffen, toch is de vorst zeer aan zijn rotsdal gehecht.
Men verhaalt dat een Belgische speelbank den vorst aangeboden heeft om Cettinje tot een tweede Monte-Carlo te maken, door de boomlooze vlakte in een tuinparadijs te veranderen, er villa's, hotels, ja zelfs een nieuw paleis te bouwen, maar vorst Nicolaas heeft zich geen oogenblik bedacht en het aanbod afgeslagen, want het was in strijd met zijn uitstekend karakter om in het zedebedervend spel zijn geluk te zoeken.
Van zijn oud-oom Peter II, in wien de Serviërs hun grootsten dichter vereeren, heeft vorst Nicolaas zijn poëtischen aanleg geërfd. Ook zijn vader Mirko was de dichtkunst niet onbekend, ofschoon de oude heer de kunst van lezen noch schrijven verstond.
Bij zijn eerste proeve van dichtkunst had vorst Nicolaas veel steun in den persoon van den Dalmatischen professor Sundevitsch, die als directeur der hofdrukkerij fungeerde en den door Peter II in 't leven geroepen poëtischen almanak weer deed herleven.
Vorst Nicolaas heeft, behalve zijn talrijke gedichten, die ook in boekvorm verzameld verschenen zijn, en welke ook gedeeltelijk in het Russisch, Italiaansch en Fransch vertaald zijn, ook verschillende drama's geschreven.
De laatste jaren evenwel heeft de nu zestigjarige vorstdichter zich niet meer aan de muze gewijd; wij willen evenwel hopen dat zijn dichtader oog wel eens vloeien zal.