Een jeugdig orchest-directeur.
‘Er zit wat in dien jongen,’ dat is duidelijk te zien. Vol vuur dirigeert hij zijn klein zangkoor; zelfs de pop en het kleine broertje moeten meedoen.
Wat ze zouden zingen? Me dunkt, heel moeilijk is het niet te raden. We zouden haast zeggen: ‘Ziet, de maan schijnt door de boomen’, maar voor zulk een alledaagsch liedje is het vuur, waarmee de kleine kapelmeester zijn koor aanvoert, te groot, de gelaatsuitdrukking van het kindje in het midden te ernstig, en ook het oudste zusje is er met haar geheele kleine ziel bij.
Neen, we kunnen ons niet vergissen en in onze verbeelding hooren we reeds uit volle borst klinken: ‘Kent gij het volk, vol heldenmoed?’