Gevangen boeren op Ceylon.
Gruwelijke verhalen van de wreedheid, waarmee de Boeren behandeld worden, doen nog steeds in alle dagbladen de ronde. Miss Hobhouse, een geboren Engelsche, heeft zelfs den moed gehad in Engelsche bladen haar persoonlijke waarnemingen openbaar te maken. Zij beschouwt het lagersysteem, zooals het voor de gevangen Boeren wordt aangewend, als een groote wreedheid. Miss Hobhouse zegt, dat het bij het volk nooit uit de herinnering zal gaan en zelfs op de kinderen zal worden overgebracht. Zij lijden er een ziekelijk bestaan door de vreeselijke hitte en het ontoereikende voedsel. Duizenden, reeds lichamelijk zwakken, gaan hier ongetwijfeld den ondergang tegemoet. Er zijn ook gevallen, dat geheele families gescheiden en verstrooid raken, de een weet van de ander niet waarheen. De vader wordt soms naar St. Helena, de moeder naar Ceylon, de kinderen naar Aliwal Nord of Norwals-Pont gebracht. Of zij elkaar op aarde ooit zullen terugzien?
Niet minder dan onder de hitte lijden de gevangenen door gebrek aan voedingsmiddelen.
Het onderhoud der Boeren op Ceylon wordt betaald met Engelsch bankpapier van vijftien cents per familie en het mag alleen besteed worden voor levensbehoeften. Wat den krijgsgevangenen zonder familie toebedeeld wordt, kan men zich wel voorstellen.
Daar er geen geestelijke tegenwoordig is, moet men zelf maar voor zijn dooden zorgen. Voor schoolonderricht en ziekenverpleging wordt bijna niets gedaan.
Het is dan ook ongehoord, dat een beschaafd volk, zooals de Engelschen zijn willen, zóó de wetten der menschelijkheid vergeet en alle humaniteit uit het oog verliest.
Daartegenover kan men niet genoeg de kalmte bewonderen, waarmee de Boeren zich voortdurend tegenover hun vijanden gedragen, ofschoon het niet ontbreekt aan verhalen van wreedheden, die de Boeren aan gevangen of gewonde Engelschen gepleegd hebben. Maar deze berichten zijn reeds weer lang door getuigen weersproken, en vinden zelfs bij het Engelsche volk geen geloof meer.