‘Gij, Melusine - en juist hier?’ vroeg Mount-Severn.
Melusine stond dadelijk op, nam haren ruiker en maakte zich gereed om naar huis te gaan.
‘Ge zijt me gevolgd,’ sprak zij eenvoudig.
‘Dat kan ik niet ontkennen, maar ik heb u tijd gelaten tot uw overpeinzingen; “steeds discreet” is mijn leus,’ antwoordde hij beleefd, en daar zij niets zei, voegde hij erbij: ‘Ik wilde u spreken.’
‘Zoo?’ Melusine keek onverschillig naar de zon, die reeds sterk naar het Westen neigde. ‘Het schijnt reeds laat te zijn, Sir Robert.’
‘De dagen zijn zoo kort, maar wij kunnen onderweg wel praten,’ sprak Mount-Severn, terwijl hij naast haar voortliep. ‘Als we langzaam loopen, duurt het drie kwartier vóór we aan het slot zijn; we hebben dan nog rijkelijk tijd om ons voor het diner te kleeden’
Zwijgend liepen zij een poosje naast elkaar voort, en eerst toen zij het woud verlaten hadden, begon hij:
‘Ik ben bang voor Isabel.’
‘Waarom?’ vroeg zij onverschillig.
‘Wat zijt ge toch koel!’ riep hij met de grootste verbazing. ‘Haar geheim is toch zeker hetzelfde dat ik ook ken, en op vrouwenmanier zal zij het onder het zegel van geheimhouding stellig den een of ander toevertrouwen.’
‘Denkt ge dat?’ vroeg Melusine moe.
‘Lady Melusine, wat scheelt u?’ vroeg Mount-Severn, staan blijvend. ‘Heb ik niet duidelijk genoeg gesproken? Ik meen dat uw bestaan van een enkel woord eener vrouwentong afhangt.’
‘Het uwe ook, Sir Robert.’
‘Alsof ik dat niet wist, maar wij hangen van elkaar af, mevrouw, als u de beleefdheid wilt hebben, u dat te herinneren.’
Melusine knikte. ‘Maar Isabel hangt van niemand af en haar geheimhouding schijnt ge nog in twijfel te trekken?’
‘Wat heeft Isabel er mee te maken?’ vroeg hij ongeduldig. ‘De hand van Dexter, niet de mijne, heeft den brief van de vondeling geschreven, en er staat niets in, wat op mij betrekking heeft.’
‘Dat denkt ge maar, Sir Robert,’ ging Melusine op denzelfden kalmen toon voort. ‘In hetzelfde vak, waarin het document, door dr. Dexter geschreven, zich bevond, lag ook uw correspondentie met dr. Dexter.’
‘Welnu?’ vroeg Mount-Severn ademloos.
‘Zij is gelijk met het document verdwenen,’ antwoordde zij volkomen kalm.
Woedend bleef Sir Robert staan en op scherpen toon vroeg hij: ‘Is dat waar?’
Melusine knikte. ‘Isabel heeft er evenwel nog geen gebruik van gemaakt, en ik geloof niet, dat zij dat ooit doen zal.’
‘Wat hebt ge toch een hoogen dunk van dat dwaze kind,’ sprak hij hoonend. ‘Welke vrouw kan nu zwijgen?’
‘Isabel kan het, ter wille van Charley,’ sprak Melusine onverschillig.
‘Laat Isabel maar eerst getrouwd zijn, dan vertelt zij dien kostbaren Frederik meer dan wij gelooven,’ riep Mount-Severn, buiten zichzelven van woede.
‘Zoo. Nu, gij moet het weten,’ sprak Melusine op zeldzamen toon.
Zwijgend liepen zij een poosje naast elkaar voort. Eindelijk vatte Mount-Severn het gesprek weer op en zei: ‘Laten wij den tijd niet met nutteloos praten verliezen. Er moet gehandeld worden; zóó kan de zaak niet blijven. Laten wij een middel bedenken om ons beiden te redden, want gij weet wat tegelijk met mijn brieven openbaar gemaakt wordt. En bij hetgeen gij te verliezen hebt, is mijn voor de wet verjaarde zaak slechts kinderspel. Ik zet alleen mijn bestaan op het spel, gij uw hoofd.’
Een oogenblik schrikte zij hevig van zijn woorden, maar toen kreeg zij haar kalmte terug, en voortgaande sprak zij: ‘Ik ben den eeuwigen strijd moe, gij kunt doen wat ge wilt.’
‘Dat zijn maar praatjes; als het ernst wordt, zult ge wel wat anders zeggen.’
‘Maar ge zult Isabel toch niets doen?’ vroeg zij zacht. ‘Misschien heeft zij de brieven niet eens. Maar doe haar geen kwaad.’
‘Ge maakt me zenuwachtig, Mylady. Ben ik dan een Rinaldo Rinaldini? Ik ben niet eens een - Lady Melusine; maar wij moeten Isabel deze papieren afhandig maken, dat is nogal duidelijk.’
‘Ik zal er geen vinger voor uitsteken,’ sprak Melusine beslist.
‘Is dat uw laatste woord, Mylady?’
‘Mijn laatste, Sir Robert.’
Mount-Severn begreep, dat verder praten niets zou uitwerken, en na een pauze begon hij weer:
‘Er is slechts één uitweg tot redding voor ons beiden, wij moeten Engeland verlaten.’
‘Ik begrijp u niet, Sir Robert.’
‘Zijt ge nog nooit op die gedachte gekomen? 't Is anders nogal duidelijk; als Isabel praat, en dat zal zij ongetwijfeld doen, zijn wij beiden verloren.’
Melusine bleef staan en zag Sir Robert vlak in het gelaat.
‘Ge meent dus dat we moeten vluchten?’
‘Ja, daar komt het ongeveer op neer. Gij zoudt uw juweelen moeten verkoopen, wij gaan naar het Vasteland en richten daar een speelbank op.’
‘Gij kunt aardig schertsen,’ antwoordde Melusine.
‘Nog nooit in mijn leven heb ik zoo weinig lust tot schertsen gevoeld als nu,’ sprak Mount-Severn ernstig. ‘Er moet gehandeld worden en vlug ook; zijn wij maar eenmaal aan de overzijde van het kanaal, dan behoeven wij voor een gerechtelijke vervolging niet meer te vreezen. Door uw uiterlijk, door zekere aanduidingen omtrent uw waren naam en stand en ten slotte - met den eik uit het park van Hastings op den achtergrond, kunnen wij een tamelijk goed bestaan hebben.’
Melusine had, terwijl hij sprak, den blik niet van hem afgewend en onder het loopen den langen handschoen uitgedaan. Toen zij hiermee gereed was, sloeg zij den ijverig en toch met doodelijke kalmte pratenden man er mee in het gelaat, dat de woorden hem op de lippen bestierven.
‘Hier scheiden onze wegen,’ sprak zij uiterst kalm. ‘Het is nog niet zoover met mij gekomen, dat ik mij ongestraft laat beleedigen; gij kunt doen wat ge wilt, maar ik zal even vastberaden het ongeluk tegemoet treden als ik het vreugdevol het geluk gedaan heb.’ En zonder hem verder met een blik te verwaardigen, ging zij haars weegs en liet Sir Robert staan als een gestraften hond.
Op het grasperk ontmoette zij Isabel met een ruiker winterasters in de hand, die haar voorbij wilde gaan. Melusine bleef staan.
‘Een enkel woord, Isabel,’ sprak zij kalm, en toen het meisje bleef staan, ging zij voort:
‘Ik begrijp, dat zelfs gij, met uw goed hart, mij niet vergeven kunt en mij zooveel mogelijk mijdt - ge hebt gelijk en ik zou in uw plaats evenzoo handelen. Ge ziet mij verbaasd aan, mij, de lichtvaardige, hoogmoedige Melusine Hastings? Misschien begrijpt ge mij beter, als ik je zeg, waar ik geweest ben. Ik was bij den eik, waar Sir Ralph stierf, begrijpt ge me nu, Isabel?’
In Isabel's oog kwam een traan, en zij wendde het gelaat van de schoone vrouw af.
‘Uw verachting is bitter, bitterder nog dan die van Charley,’ ging Melusine voort; ‘want hij weet niet, wat gij weet. Isabel, toen ik voor den eersten keer vandaag den eik terugzag, wenschte ik dat het licht zou worden in mijn ziel, en daarom moet Charley het weten. Wilt gij het hem zeggen, Isabel?’
‘Neen, neen!’ stiet het meisje ontsteld uit.