sche berg- en mijnwezen, vele reizen, en werd in Stockholm tot professor van het mineralogisch instituut benoemd.
Daarop ondernam hij verschillende Poolreizen. Op zijn vierden tocht in 1868 leerde hij Spitsbergen beter kennen, en bereikte het noordelijkste tot dusver door eenig vaartuig bereikte punt. In 1870 drong hij in Groenland door en vond de drie grootste tot heden bekende meteoren. Eene vijfde expeditie bracht hem in 1872 naar Spitsbergen, waar hij overwinterde. In 1875 en '76 voer hij door de Karische Zee naar de monding van de Jenissee. Zijn grootsten roem verwierf hij door zijn noord-oostelijke doorvaart langs de kust van Siberië. Den vierden Juli stoomde de ‘Vega’ van Gotenburg uit en voer om de sedert 1742 door niemand meer bezochte kaap Tscheljuskin heen; bijna had hij de Bering-straat bereikt, maar werd den 28sten September, op slechts twee dagreizen van de Oostkaap verwijderd, zoo door het ijs ingesloten, dat hij en zijn manschappen zich gedwongen zagen tot overwintering. Eerst na verloop van tien maanden, die voor de wetenschap evenwel zeer nuttig waren, was er aan zijn gevangenschap een einde, en op den 2den September 1873 landde Nordenskjöld onverwachts in Yokohama. Jubelend vernam de geheele beschaafde wereld, die zich over het lot der expeditie zeer bezorgd gemaakt had, de blijde tijding, en de gezamenlijke terugreis was een ware triomftocht.
Nordenskjöld's laatste reis ging in 1883 weer naar Groenland. De tijd tusschen de reizen gebruikte hij om ze te beschrijven, en verdere wetenschappelijke onderzoekingen. In het jaar 1880 verleende de koning hem voor zijn verdienste den titel van Vrijheer. Nordenskjöld was ook een tijdlang lid van de Tweede Kamer, voor Stockholm, dat hem in 1870 koos.