‘Wees niet boos op mij, tante Anne,’ riep Louise smeekend, ‘ge hebt mij immers niet meer noodig. Isabel zal bij u blijven.’
‘Jawel, dat ziet er nogal mooi uit, met Frederik op den achtergrond,’ viel de oude dame haar in de rede. ‘Louise, hoe komt ge eraan?’
Miss Bane schoof dichter bij Lady Carlyle en legde het hoofd op haar schoot.
‘Tante Anne, laat ons dan weer naar uwe mooie villa in Westend terugkeeren,’ sprak zij smeekend. ‘Ter wille van mijn zielsrust kan ik hier niet langer blijven. Ik kan het niet langer aanzien, hoe hij lijdt; ik kan het niet dulden dat deze vrouw, nadat zij zoo slecht en gewetenloos met Isabel gehandeld heeft, niet eens tracht zijne achting weer te winnen, maar in plaats daarvan zich aan allerlei vermaak overgeeft. Tante Anne, deze blonde Schotsche is een zeer, zeer booze vrouw, en de ontdekking daarvan heeft hem het haar aan de slapen in enkele dagen grijs doen worden. Hebt u het niet gemerkt? Tante Anne, laat ons van hier gaan, ik kan het niet verdragen.’ En miss Bane stond op en verliet zeer geroerd de kamer.
‘Mijn God, wat moet dat beteekenen?’ vroeg Isabel verwonderd.
Lady Carlyle zweeg een poosje.
‘Ik heb haar begrepen,’ sprak zij eindelijk. ‘Arme Louise, arm kind! Zij gelijkt in zooveel opzichten op mij, en zal juist handelen zooals ik. Weet ge, Isabel, waarom - hoewel ik mooi was, even mooi als gij, en rijk ook - ik ongetrouwd gebleven ben? Er was een zeker Lord, die trouwde met een ander....
‘Weary is young life, when blighted,
Heavy his love, unrequited....’
‘En Louise?’ vroeg Isabel. ‘Meent ge, gelooft ge, dat ze...’
‘Zij zal, evenals ik, ongetrouwd blijven,’ sprak Lady Carlyle fluisterend. ‘Gij vermoedt niet, Isabel, hoe Charley Lady Melusine bemind heeft. Hij is met haar getrouwd, trots mijn waarschuwing, die hij destijds een vooroordeel noemde, en begreep niet, wat men hebben kon tegen de stralende zon, de vlekkelooze godin, die Melusine in zijn oog was. Het zou voor hem een zegen zijn, als hij van haar scheidde, want haar aanblik zal de wonde altijd opnieuw doen bloeden.
Ge vraagt naar Louise?
De diadeem der hertogin von Hastings is niet voor haar bestemd, en haar eenzaam leven zal in mijn mooie, lieve villa in Westend geëindigd worden.’
Lady Carlyle stond op, om brieven te schrijven, en daar Isabel wel geneigd was de afspraak in de biblotheek te vergeten, sloop zij zonder gezien te worden het park in. Daar was het reeds echt herfstachtig, de bladeren geel, de ranken van den wilden wingerd rood, hier en daar nog een late roos, maar op de bedjes tusschen het groene, fluweelachtige gras bloeiden de kinderen van den herfst, asters, dahlia's en herfsttijrozen.
Isabel nam haar japon een weinig op, deed een paar oude handschoenen aan en betrad het grasperk om bloemen te plukken, want zij verstond de kunst uit de eenvoudigste bloemen en blâren ruikers te maken, zooals menigeen het haar uit de zeldzaamste planten niet zou nadoen.
‘Deze Chineesche winterasters zijn zoo mooi,’ zei een stem achter haar, en toen zij verschrikt en blozend omkeek, stond Frederik naast haar.
‘Modellen,’ sprak zij, op de bloemen wijzend, en voegde erbij: ‘De broeikas zal mij van den winter heerlijke bloemen leveren om na te maken, en mijn broer heeft mij reeds carte blanche gegeven, om daarin naar hartelust te plukken!’
‘Ik heb plan, het volgend jaar de oude leege broeikas in Hereford weer te laten inrichten,’ en toen zij een opgewekt: ‘ja, werkelijk?’ deed hooren, ging hij stralend voort:
‘Ge zoudt Hereford-House niet meer herkennen, Lady Isabel; er is reeds zooveel hernieuwd en gerestaureerd, en ook het park is weer gedeeltelijk in orde gebracht. Wel is waar ontbreken de eiken, en dat was de mooiste versiering, maar ik heb in hun plaats beuken laten planten en die zullen in weinig jaren zoo groot zijn, om een idee van de oude allee, ook slechts een idee ervan, weer te geven. Toen ik twee jaar geleden het sprookje van uw dood hoorde, was ik bijna op het punt Hereford-House te verkoopen en zoo snel mogelijk naar Indië terug te keeren!’
Isabel ging voort met bloemen plukken.
‘Dat was zeer dwaas van u geweest, Sir Frederik,’ sprak zij zacht.
‘Mij scheen het integendeel het verstandigste wat ik doen kon,’ antwoordde hij, ‘want voor wie zou ik Hereford-House weer in zijn ouden glans herstellen? Gij waart immers voor mij verloren!.... Isabel, kleine, lieve Isabel, zoudt ge, nu ge Hastings-Castle met al zijn pracht als uw tehuis hebt, je nog kunnen tevredenstellen met Hereford-House?’
Met stralenden blik zag zij hem aan.
‘Niet alleen tevredenstellen, Frederik,’ sprak zij met een aanminnig lachje onder tranen; ‘Hereford-House zal mij altijd een Eldorado zijn!’
De met zooveel zorg geplukte bloemen vielen op den grond; de tuinman moest het grasperk weer schoonmaken, maar wat kwam er dat op aan? Na langen tijd van beproeving waren twee menschen voor het leven gelukkig geworden; zij hadden alle vuur- en waterproeven glanzend doorstaan en, gelouterd tot het zuiverste goud, waren de jonge, trouwe harten eruit te voorschijn getreden. En toen men dien dag bij het diner den champagne inschonk, kondigde de hertog de verloving aan van zijn zuster, Lady Isabel Carlyle, met Sir Frederik Hereford.
De parforce-jager comme il faut, Sir Templeton van Templeton-Grange, trok een lang gezicht en met hem vele anderen. Melusine had er niets van geweten; zij had het ‘kinderspel’ tusschen hen beiden als geëindigd beschouwd, en het zich tot plicht gerekend voor haar schoonzuster zoo snel mogelijk een goede partij te zoeken. Nu evenwel de verloving, die zij in haar binnenste als zeer dwaas kenmerkte, bekendgemaakt werd, moest zij voor haar gasten den schijn aannemen of zij er reeds lang van wist. Nadat het diner met zijn toasten en gelukwenschen voor het jonge paar was afgeloopen, en dit naast elkaar in een der vensternissen stond, ging zij naar hen toe en reikte hen met haar liefste lachje beide handen.
‘Dat noem ik de lui overrompelen,’ sprak zij.
‘Maar hoe is dat mogelijk, Mylady?’ vroeg Frederik, zonder Melusine's hand te zien. ‘Reeds voor twee jaar, toen u mij het bericht van Isabel's dood bracht, zei ik u dat wij verloofd waren, en vóór dien tijd moet ge toch wel gezien hebben hoe de zaken stonden.’
Melusine liet haar handen langzaam vallen en het lachje verdween van hare lippen.
‘Vóór twee jaar!’ herhaalde zij. ‘Mijn God, wat kan er in twee jaar veel veranderen - ook harten kunnen dat doen. Slechts de uwen zijn dezelfde gebleven. Doch wat er ook van zij, ik wil niet de eenige zijn, die zonder gelukwensch tot u komt, al heeft die ook mogelijk geen waarde voor u,’ voegde zij er bitter, bijna vijandelijk bij.
(Wordt vervolgd.)