De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 311]
| |
Een praatje over ‘kinderen’,
| |
[pagina 312]
| |
hunne uitspanningen, hun sport, kortom over elk onderwerp, waarmede gij u bij hen aangenaam kunt maken. Haal in tegenwoordigheid van kinderen van hun eigen beweging en leeftijd, nooit staaltjes aan van onnoozele dingen, die zij als kleine kleuters zeiden of deden. Het is hunne schuld niet, dat zij op dezen bijzonderen leeftijd altijd fijngevoelig en somtijds ziekelijk gevoelig zijn. Denk aan uwe eigene meisjes, dat zal 't u altijd gemakkelijk maken andere meisjes te begrijpen. Het eerste, waarom een gentleman altijd denkt, is elkeen op zijn gemak te zetten en nooit ofte nimmer onnoodig te grieven. Beets heeft dat aardig te kennen gegeven, ergens in zijne Camera Obscura, waar hij spreekt over zijn neef Nurks, die niets had van dien kieschen, terughoudenden schroom, die ‘even bang is om te beleedigen als om beleedigd te worden.’Ga naar voetnoot1) Waar kinderen zijn, zijn ook ouders. Als ouders altijd gespaard werden, om hunne kinderen op te voeden of zoo zij, waar zij gespaard worden voor die hooge taak, altijd wisten, hoe ze moeten opvoeden, dan zou er veel in deze wereld anders zijn dan 't is. Wij kunnen het ouderlijk temperament gevoeglijk in drie zones verdeelen. Eerst de heete zone, waar 't warme gevoel dikwijls aanleiding geeft tot uitingen, die door de minder vurige menschen veelal voor snoevend geschetter worden uitgekreten. Dan de koude of ijszone, waarin de ouders, eerlijk gesproken, van meening zijn, dat kinderen hinderen zijn, zooals Vader Cats ook al heeft geoordeeld; en tusschen die beide in, de gematigde zone, welke duizenden brave ouderparen telt, die alle eerbied en ook eenig medelijden waard zijn; ouders, die hunne kinderen beschouwen als een geschenk der Voorzienigheid en ze als zoodanig erkennen, als hun toevertrouwde panden; ze verduren als een hemelsch tuchtmiddel, en bij hen hun plicht met groote nauwgezetheid vervullen. Wij mogen vrijelijk belijden, dat niet ieder de wellicht zeldzame gave bezit van hooge en groote sympathie met de kleinen. Ook zijn niet alle kleinen gemakkelijk lief te hebben, en vele onder hen worden er ongetwijfeld beter van, wanneer ze niet dag in dag uit met fluweelige zachtheid worden behandeld. Eveneens is het waar, dat er veel dwaasheid en aanstellerij schuilt bij de jeugd; en dat daarvoor dikwijls koelheid en een paar harde knuisten 't beste regime vormen. Drie plaatsen zijn er, waar kinderen best gemist kunnen worden: in de ziekenkamer, in een spoorwegcoupé en in de huiskamer, tegen het eind der vacanties. Met het oog op het belang der kinderen, wordt er meestal een veroordeelend vonnis geveld over late huwelijken. Al moeten wij het in dit opzicht duidelijk aan het licht tredende nadeel laten gelden, toch willen wij vragen: is die veroordeeling wel juist gezien? Wanneer de menschen wat levenservaring hebben opgedaan met 't geen daarmede gewoonlijk samengaat: zelfkennis en kennis der menschelijke natuur, dan zijn hunne neigingen meer naar den kant van de zachtheid en de vriendelijkheid des oordeels; dan zijn zij minder tuk op de bevrediging hunner eigene begeerten en wenschen, en hebben zij een opener oog voor de rechten en aanspraken van anderen. Zoo dan hunne kinderen al worden grootgebracht in een ernstiger atmosfeer, en binnen eene minder luchtige en genotsmakende omgeving, dan heeft toch zoo'n milieu met zijn rustig, kalm geluk ongetwijfeld zijne eigenaardige bekoorlijkheden. Er is wel eens opgemerkt, dat zeer jonge ouders (en dat hebben deze gemeen met vele lagere diersoorten) hunne kinderen dikwijls te veel aan hun lot overlaten. Een beroemd staatsman, die zeer teleurgesteld was, dat zijn kind zich zelfs tot schreiens toe aan zijne vaderlijke liefkoozingen poogde te onttrekken, wanneer hij eens een enkel maal in de kinderkamer kwam, vond zeker weinig troost, maar misschien ook weer veel leering in de rauwe verklaring van de kindermeid: ‘Ja, mijnheer, zoo is hij nu altijd tegen vreemden!’ Wij houden het voor waar, dat geen echtelijke liefde ter wereld teederder, meer vol van rustige waardigheid, gemakkelijke zelfopoffering en gelouterde hoffelijkheid is, dan die, welke men veelal vindt bij paren, die in de Septembermaand huns levens zijn getrouwd. En hunne kinderen, wel verre van hierbij te verliezen, zullen er in vele opzichten bij winnen, ofschoon het een feit blijft, dat zij zich niet zoolang als anderen in het bezit hunner ouders zullen mogen verheugen. Soms sterven ouders jong, en dan is een ieder vol van 't verlies der kinderen. Een enkel maal is dat verlies nihil, waar ondeugd of hopelooze zwakheid, of een onbeteugelbare neiging tot wanbestuur, een ouder stempelen tot vijand. De kwestie, welke der beide ouders, de vader of de moeder, het best kan gemist worden, mag gerust een open vraag blijven. Elizabeth Barrett Browning echter spreekt in haar grootste werk ‘Aurora Leigh’, in dit opzicht onbevangen haar oordeel uit: .... Een reeks van lieve woordjes, zonder slot of zin, En de dichteres besluit: ‘So mothers have God's licence to be missed.’ Voorwaar, gemist te worden! En hoe dikwijls zullen zij in 't verdere verloop des levens nog gemist worden! Het moet Gods bedoeling zijn, dat ze gemist zullen worden, of Hij zou ze niet wegnemen. Gemist, dikwijls op een tijdstip, dat de meest liefhebbende vader, noch de dierbaarste vriendin het verlies kan vergoeden van de moeder, die is heengegaan. Zoo'n verlies is onherstelbaar; en als de vader alleen is overgebleven, dan moet hij met grooten moed alles doen wat in hem is. Ook een man kan door de natuur geleerd worden moeder te zijn, wanneer dat noodig is. Hoevele dochters, die van kindsbeen door haar vader alleen zijn opgevoed, kunnen tot dien vader hetzelfde zeggen, dat besloten ligt in Andromache's woorden tot Hektor: ‘Een vader zijt gij voor mij, en een lieve moeder, Ja, tot vertroosting van degenen, die het noodig mochten hebben, durf ik hier onbeschroomd betuigen, dat geen liefde ter wereld zóó groot, zóó teer kan zijn in haar hartgrondig vertrouwen en hare hartstochtelijke dankbaarheid, als de liefde van het halfverweesde kind voor den vader of de moeder, die er zich een levenstaak van heeft gemaakt, de beide ouders in zich te vereenigen. Natuurlijk kan er in zulke gevallen ook andere hulp verkregen worden. Stiefvaders en stiefmoeders kunnen soms, vol edele toewijding en trouw, hunne taak behartigen. Zulke hulp wordt soms met vriendelijken drang geboden en op gepaste wijze bescheiden aanvaard; soms echter moet ze van de hand worden gewezen. Dan moet de overgeblevene de taak alleen op zijne schouders nemen. Nu is dit niemand kwalijk te nemen; maar in den gewonen loop der dingen, duurt de rijkelijk betoonde en volkomen oprechte sympathie, die in de eerste dagen van onuitsprekelijke treurnis en rouw, als balsem in de versch geslagen wonden druppelt, zelden langer dan de eerste glans van nieuwheid op de rouwkleedjes der kinderen. En ook blijft het een feit, dat geen bloedverwant of buurman of vriend, op afdoende wijze de plaats kan vervullen, die voortaan slechts door één zal worden ingenomen. (Wordt vervolgd.) |
|