In de jaren '62 en '63 verschenen er verschillende modellen van onderzeesche booten, en een dezer moet het geweest zijn, die den 17 Februari 1864 op de reede van Charleston het vlaggeschip der Noordelijke Staten ‘Housatonik’ vernielde, bij welke gelegenheid het zelf verloren ging.
Opmerkenswaardig is het dat sommige autoriteiten volhielden, dat deze boot geen onder-water-schip was, maar een eenvoudige torpedo met lage wanden. Hoe verbaasd moet men evenwel staan als men leest, hoe een andere schrijver de meening der autoriteiten weerspreekt door te zeggen, dat de boot bij den aanval in het lek geraakt is, dat zijn eigen mijn in het schip geslagen had.
In 1865 zouden in Zweden en Frankrijk onderzeesche booten gebouwd moeten zijn, die volkomen aan het doel beantwoordden.
Als men deze berichten leest, dan vraagt men zich onwillekeurig af, waarom deze booten, die toen al reeds zoo goed voldeden, niet langer in dienst der menschheid gebleven zijn.
Uit de jaren 1867, 1872, 1873 komen berichten tot ons, volgens welke Hallet, Abel, Halstead en Martensen in Amerika proeven genomen hebben met onder-zee-booten. Ook moet in het jaar 1869 een Duitscher, Otto Vogel genaamd, zich met de oplossing
de ‘holland’ full speed aan de oppervlakte.
van het vraagstuk hebben beziggehouden.
In het jaar 1875 ving de Amerikaan Holland met zijn proefnemingen aan, en men moet ter eere van dezen zeggen, dat hij werkelijk met buitengewone energie zijn proeven voortzette. Uit het systeem ‘Holland’ is in den loop der jaren een boot ontstaan, die met medewerking van de Amerikaansche regeering werd saamgesteld. Zij heet de ‘Plunger’ en is reeds in meerdere exemplaren voorhanden. Ook onze beide afbeeldingen in dit artikel zijn booten volgens het systeem ‘Holland’ gemaakt. De Engelsche admiraliteit liet er onlangs vijf bestellen; de eerste die gereed kwam werd de ‘Holland’ gedoopt.
Van deze, zoowel als van de Fransche booten, wier constructeurs Goubet, Dupuy de Lôme, Gustave Zedé en de Italiaan Romasetti zijn, moet men bekennen dat zij reeds vrij volmaakt zijn en dat het vraagstuk misschien zijn oplossing nabij is.
De tegenwoordige stand der onderwaterboot-vraag is, dat men vrij gauw kleine tochten onder water zal kunnen maken. Door de hoogte, waarop de techniek en de chemie zich op 't oogenblik bevinden, moet men zich hierover niet verbazen.
Het zal intusschen de vraag zijn, of er ook mogelijkheid bestaat onder zee grootere tochten te maken. Bij eenige proeven namelijk is gebleken, dat het kompas geheel onklaar wordt, en het staat nu te bezien dat dit een groot beletsel zal blijken te zijn voor de onderzeesche scheepvaart over grootere afstanden.
Maar ook dit bezwaar kan men uit den weg ruimen, want inplaats van het kompas kan men het beste aller noutische instrumenten, de sycroscope, in dienst der scheepvaart stellen; maar al zal het ook mogelijk zijn onder water te varen, dan is men er nog ver van verwijderd om onder zee te kunnen vechten.
Genomen proeven hebben aangetoond dat men onder water hoogstens 30 meter ver zien kan, waarbij onder het woord ‘zien’ slechts een zeer onvoldoend herkennen van voorwerpen verstaan moet worden. Nu worden onder-zee-vaartuigen, die met torpedo's voorzien zijn, door de volgende moeilijkheden bedreigd:
Aangenomen, dat de boot eerst op het laatste oogenblik onderduikt en onder water op zijn vijand invaart; wanneer de tegenstander nu stil ligt, zoodat het water niet bewogen wordt, en er ook geen strooming is, dan zal het vrij makkelijk zijn, op het doel af te gaan. Is er evenwel beweging in het water of vaart de vijand, dan moet de boot natuurlijk van koers veranderen.
Om zich in dezen toestand in te kunnen denken, stelle men zich bijv. een zoogenaamd ‘Amerikaansch duel’ in een donkere kamer voor.
Men neemt aan dat men weet waar de tegenstander zich in een hoek van de kamer bevindt, en dat hij langs één der muren loopt; hoe zal men het nu aanleggen om den vijand zoo te naderen, dat men hem met een degenstoot treffen kan?
Dezelfde verhouding bestaat bij de onder-waterboot.
Aangenomen dat het vijandelijk schip op 30 meter, dus de hoogste gezichtswijdte, herkenbaar is, dan moet de commandant dadelijk weten of het donkere iets, dat hij voor zich ziet, werkelijk zijn tegenstander is, en met welke snelheid hij zich voortbeweegt. Daar hij reeds op dertig meter genaderd is, moet hij op hetzelfde oogenblik reeds een richting hebben of aannemen, die ook de torpedo hebben moet.
Men ziet dus uit een en ander wel, dat er zich bij het onderzee varen moeilijkheden voordoen, die niet zoo makkelijk te overwinnen zijn. Ook spiegels kunnen geen dienst doen, daar de boven het watervlak uitstekende spiegelschijven door het water besproeid worden en geen juist beeld van den tegenstander meer geven.
Neemt men evenwel aan, dat alle bestaande bezwaren overwonnen kunnen worden, dan kan men de onderzeevaartuigen in het gunstigste geval slechts bij het kalmste weer, bij heldere zee, in één woord slechts onder de gunstigste omstandigheden gebruiken.