‘Breek den brief open, dan kunt ge zelf zien, wat hij bevat.’
‘Mylady wil onze nieuwsgierigheid op groote proef stellen,’ lachte Frederik; - hij had zijn stiefmoeder nooit anders aangesproken, maar ook van haar nooit het verzoek ontvangen, om inplaats van het stijve ‘Mylady’ het vertrouwelijke ‘Mama’ te zeggen, wat ook belachelijk geklonken zou hebben, daar Frederik ouder was dan zij; maar als zij het verlangd had, was er nog wel een andere uitweg te vinden geweest.
‘Niet ik stel uw nieuwsgierigheid op de proef, maar Sir Ralph,’ zei zij met een gebaar van ongeduld.
‘Ik begrijp niet, hoe ge iets van den inhoud weten kunt,’ begon de baronet weder, den brief naar alle zijden keerend, ‘en ik zou het zeer vriendelijk van u vinden, als gij het mij wildet uitleggen.’
‘Mijn God, waartoe al die omhaal van woorden!’ antwoordde Mylady ongeduldig.
‘Nu dan, de zaak is zeer eenvoudig. Ge zult je herinneren, Ralph, dat ik je meermalen gesproken heb over mijn oude vriendin, mevrouw Bane? Niet waar? Nu ligt het optrekje van den heer Bane dicht in de buurt van Hastings-Castle, en nu is het niet meer dan natuurlijk, dat de hertog en zijn tante, Lady Carlyle, die bij hem het huishouden waarneemt, daar hij niet getrouwd is, met de Bane's veel in aanraking komen. Dat is nu de heele oplossing.’
‘Pardon, Mylady,’ sprak Frederik lachend, ‘ik zie in uw woorden volstrekt geen oplossing, en wat mij aangaat is de zaak nog zeer duister!’
‘De Indische zon schijnt uw begripsvermogen sterk te hebben opgedroogd,’ merkte Melusine spottend aan, terwijl zij het hoofd in den nek wierp, een beweging, die haar bizonder gratieus afging.
Frederik beantwoordde deze lieve opmerking met een goedmoedig lachen, en den snellen blik, dien hij hierbij met Mary-Rose wisselde, duidde aan, dat zij ook geen doel getroffen had.
Sir Ralph hield den brief nog steeds onopengebroken in de hand.
‘Ik moet bekennen, lieve,’ sprak hij, ‘dat uwe verklaring mij al even weinig op de hoogte gebracht heeft, als Frederik, en ge zoudt mij zeer verplichten met het nader uit te leggen.’
Lady Melusine haalde de schouders op.
‘Mijn God, dat is toch doodeenvoudig!. Mevrouw Bane schreef mij voor één of twee weken, dat de tante van den hertog van Hastings haar meegedeeld had, dat haar neef in het begin van het seizoen groote jachtpartijen wilde arrangeeren, natuurlijk vergezeld van andere feesten. Lady Carlyle heeft haar de lijst van de personen, die uitgenoodigd zouden worden, laten zien, en mevrouw Bane heeft-daarbij ook onze namen opgemerkt. Dat is nu alles, want dat die brief de uitnoodiging bevat, hoef ik er toch zeker niet bij te voegen.’
Na deze woorden liet Lady Melusine zich in haar leunstoel vallen en begon ijverig haar rose vingertjes te bestudeeren.
Intusschen had Sir Ralph den brief geopend en gelezen. ‘Je vermoeden heeft je niet bedrogen, Melusine,’ sprak hij. ‘De hertog van Hastings noodigt ons en Frederik uit, de aanstaande jachtpartijen en de daaraan verbonden feestelijkheden bij te wonen, - tot weder-aanknooping van de oude betrekkingen, die zijn vader zoo lief en dierbaar waren, zooals hij schrijft. Mevrouw Bane heeft er dus niet veel mee te maken, vindt ge wel?’
Lady Melusine hief het schoone hoofd een weinig op, en haar schitterend oog vast op den baronet gericht, sprak zij, zichtbaar in spanning en met bevende stem:
‘Nu, ge moogt u wel tot den strijd uitrusten.’
‘Vraagt ge dat nog?’ vroeg Sir Ralph verbaasd, ‘ik dacht dat ge al even vast besloten waart, als ik! Ik zal den hertog natuurlijk hartelijk moeten bedanken voor zijn vriendelijkheid; wat Frederik betreft, die zal de invitatie wel moeten aannemen!’
‘Stellig, Papa,’ sprak de kapitein toestemmend, ‘want ofschoon Hastings ouder is dan ik, waren wij vóór mijn vertrek naar Indië altijd goede vrienden. Toen leefde de oude hertog nog en Charles Hastings heette nog Lord Carlyle!’
‘Zeer interessant, inderdaad! Alsof we dat niet allen wisten,’ zei Melusine op spottenden toon - tot haar stiefzoon sprak zij altijd op die wijze. En zich tot den baronet wendend, ging zij voort:
‘Ik zou u willen vragen het antwoord aan den hertog anders in te richten, want ik heb het stellige voornemen de jachtpartijen en de overige festiviteiten bij te wonen.’
Sir Ralph liet zijn hand met den brief erin van de leuning van zijn stoel glijden, en richtte zijn mooi donker oog verbaasd op zijn echtgenoote.
‘Ik hoop toch dat ge schertst, Melusine!’
‘Ik? Waarom? Ik denk er niet aan!’ antwoordde zij koel. ‘Ik heb het u gezegd en ik herhaal het; ik wil de feesten op Hastings-Castle bij wonen! Het is onverantwoordelijk van u, mijn jeugd binnen deze vervallen muren te begraven, Ralph!’
De baronet richtte weemoedig den blik op den grond.
‘Uw verwijt treft mij zeer onrechtvaardig, Melusine,’ sprak hij langzaam; ‘want gij hebt geweten, welk leven u wachtte, toen gij mijn hand aannaamt!’
‘Ja, het was een’ ondoordachte daad,’ sprak zij bitter.
Bij deze woorden verspreidde zich over het bleeke gelaat van Sir Ralph een donkere gloed; hij stond haastig op en liep een paar malen zenuwachtig de hal op en neer. Toornig vertrokken zich zijn edele trekken, toen hij zei:
‘Toen ik ruim een jaar geleden de dochter van mijn vriend, die zonder huisvesting en middel van bestaan was, te Hereford-House onder dak bracht en haar door den goeden ouden klank van mijn naam, ingeval ik kwam te sterven, een zelfstandige positie bezorgde, had ik niet verwacht dit later een ondoordachte daad te hooren noemen. Op mijn leeftijd overlegt men zulke zaken rijpelijk. Melusine, ge hebt mij veel verdriet gedaan!’
Zij haalde koel de schouders op.
‘Gij hebt mij verkeerd begrepen,’ antwoordde zij zonder eenige ontroering; ‘niet gij hebt verkeerd gehandeld, maar ik, en ik herhaal, het is onrechtvaardig mij hier mijn jong leven te laten verslijten zonder dat iemand mij ziet. Ik wil mij in de wereld vertoonen en moet het leven eindelijk genieten en in volle teugen zijn vreugde drinken, éénmaal, ach, slechts éénmaal! Hoe heerlijk, als allen mij bewonderen en mijn schoonheid prijzen zullen; want dat ik mooi ben, zeggen mij dagelijks de verweerde spiegels van Hereford-House. Daarom wil ik de vreugde, die de wereld aanbiedt, genieten, eer het te laat is en mijn schoonheid verwelkt. Wij gaan naar Hastings-Castle, Ralph! Hoe verlang ik er naar, weer eens een jachtpartij mee te maken, weder op den rug van een goed paard voort te snellen, weer een karwats in de hand te houden, zooals ik dat vroeger in mijn Schotsche Hooglanden gedaan heb. Schud maar niet met het hoofd, Ralph, ik ben er nu eenmaal niet toe geschapen om de Engelsche huisvrouw uit te hangen. Ik heb werkelijk in de verste verte niet begrepen welk een treurig lot het voor een jong, levenslustig meisje is, Lady Hereford te heeten.’
Sir Ralph had zijn wandeling door de hal nog niet opgegeven. Bij Melusine's laatste opmerking schoot hem weer het bloed naar het voorhoofd en ook Frederik kon niet nalaten een afkeurend woord te doen hooren. Lady Melusine wendde zich snel naar hem om; hare oogen schoten vonken en de kleine, roode lippen trokken zich trotsch samen, terwijl zij sprak:
‘Woudt ge iets zeggen, mijnheer Frederik Hereford?’
‘Ik? Om u te dienen, Mylady - ik had bijna iets gezegd!’