ramen, van vitrages voorzien, waren rijk gedrapeerd in vieil d'or, terwijl een overvloedige planten- en bloemenschat het verdere voltooide en aanvulde. Twee fauteuils, die op rijke tapijten in 't midden der zaal waren geplaatst, maakten het ameublement uit.
Daar 't buiten niet erg vlotte met het ordenen van den stoet, duurde het oponthoud in het station vrij lang, doch eindelijk werd het ongeduld der wachtende buitenwereld bevredigd. De jonge Echtgenooten sloegen een mantel om en zetten zich in het open galarijtuig, zich verder om storm noch regen bekommerende. Het tromgeroffel, het schallen der muziek en het luide, zich steeds voortplantende gejubel en gejoel verkondigden reeds op grooten afstand, dat de intrede Hunner Majesteiten in Amsterdam was begonnen.
Een beschrijving der volgorde van de verschillende samenstellende deelen, waaruit iedere Koninklijke stoet bestaat, als eerewachten, militaire muziek, rijtuigen enz., is overbodig en mogen wij liever met de jubelende menigte meetrekken en zien hoe de intocht verder verliep.
Op de viervoudige eerepoort bij de Sarphatistraat stonden de Jantjes in den dop van de ‘Wassenaer’ en joelden er braaf op los bij het spelen der muziek. Overal stonden nu deputaties van verschillende vereenigingen opgesteld, vergezeld van hunne banieren en vaandels; het aantal aan deze betooging deelnemenden was ruim 6000, behoorende tot 69 vereenigingen.
Flink regende het er op los, maar nog harder boemden de klokken en verkondigden heinde en ver het geluk, dat Amstels vesten smaakten bij de intrede van hun Koningin, en steeds onder groot gejubel trok de stoet verder langs en onder de versieringen heen, en viel de regen in stroomen neer; ook een bloemenregen overdekte op sommige punten niet alleen het Koninklijke rijtuig, doch ook de stoet kreeg zijn deel van dien overvloed der bloemen, die met kwistige hand door vrouwen, meisjes en kinderen werden gestrooid.
Hoelang had men reeds rond den grooten afgezetten cirkel op den Dam staan wachten; hoelang was het geduld niet op de proef gesteld van hen, die zich daar nauwelijks konden bewegen? Maar wat deed het er toe, aan alle wachten komt een einde, en zoo ook nu, eindelijk reed de stoet den Dam op onder het schetteren der trompetten.
De Paleisstraat uitkomend, dwaalden even de oogen van Koningin Wilhelmina af van haar Volk. Een glimlach van kinderlijke vreugde sierde haar lief mondje, en een knikje van verstandhouding is het in stilte afgespeelde weerzien van Moeder en Dochter, want Koningin Emma, verlangend haar Kind weer te zien, had een uitkijkje gevonden voor een hoekraam, alwaar zij geruimen tijd de aankomst had afgewacht.
De honneurs der eerewachten, de hoera's der begroeting, het gewuif met hoeden en met alles waar men maar mede wuiven kon, nam geen einde, en onder het spelen der volksliederen leidde de Prins-Gemaal zijn Vrouw binnen het Paleis, doch kwam onmiddellijk terug om de wachten van mariniers en studenten te inspecteeren.
Daarna gingen de Koningin en de Prins-Gemaal het Paleis binnen, ten einde de Koningin-Moeder en den Prins-Regent van Mecklenburg-Schwerin te begroeten, en begaven zij zich allen naar het gele salon.
Daar buiten het Paleis gebeurde nu een manoeuvre, die allerprachtigst afliep, doch waarvan het slot wel iets komisch opleverde. Langzaam trokken de troepen terug, nadat alle rijtuigen en personen, die binnen den cirkel hadden gestaan, zich verwijderd hadden; langzaam ging deze beweging, opdat zich de Dam geregeld zoude vullen. Maar hoe ordelijk ook, toch werd men flink geduwd, gestompt, getrapt, totdat men eindelijk tot voor de rij agenten stond, aan de historische Kleine Steentjes. Nu niet verder, gij begeerig en dringerig publiek, en plotseling werd dit kenbaar gemaakt doordat de brave rustbewaarders het woordje halt, op een plankje geschilderd, op een stok omhoogstaken, en halt maakte die dringerige menigte; maar of 't nu was omdat ze niet verder kon van 't lachen, of door de vrees, die historische Steentjes te betreden, dat blijft in 't midden, maar stil stonden ze, en toen de balkondeuren zich openden, de Koningin met den Prins-Gemaal zich aan het Volk vertoonden, de eerste haar Volk toewuivende, de laatste den militairen groet makende, toen barstte een niet te beschrijven gejubel en hoera-geroep los uit die duizenden kelen, die niet moê werden om steeds luider en luider hunne vreugde te betuigen, en eerst langzamerhand zakte de menigte af, om zingende in groepjes en troepjes, vele onder druipende parapluies, verderop het feest voort te zetten.
Daar het weder niet beter wilde worden en 't maar doorging met regenen, stelde de Burgemeester de illuminatie uit, zoodat er dien dag voor de wereld buiten het Paleis niets meer te doen was; doch de feestvreugde zat er eenmaal in en de talrijke vreemdelingen, die overgekomen waren, maakten, dat dien avond het caféleven bijzonder gezellig was, waartoe dan ook de zoo modern ingerichte Amsterdamsche restaurants maar al te zeer uitlokken. Toen nu om een uur af acht het weer opklaarde en verschillende illuminaties toch ontstoken werden, toen werd het eerst recht druk op straat en trok het volk in dichte drommen al zingend en muziekmakend door de straten.
Nadat 's middags het dejeuner ten paleize was afgeloopen, begon er een cour van gelukwenschingen, dat zeer druk bezocht werd en eerst laat eindigde.
Hare Majesteit was in lichtblauw zijden toilet, de Prins in de marine-uniform gekleed.
Zoo eindigde de eerste dag in de beste orde en in de ware feeststemming, alhoewel het programma was onderbroken door de Goddelijke machten, waartegen geen menschelijke krachten noch machten opgewassen zijn.
Weldra brak de tweede feestdag aan. Gelukkig droog! merkten velen op, die even hun neus, nog half droomend, van achter de nog neergelaten gordijnen staken. Fluks aangekleed en de straat op, want reeds vroeg zou de aubade plaats hebben. Het zangkoor van 1600 heeren en 700 dames, behoorende tot 38 vereenigingen, zou onder leiding van den heer Ant. H. Tierie een morgengroet aan het jonge Echtpaar brengen. De Dam was afgezet door soldaten en politie, de stoet trok in keurige orde den Dam op, de schoone banieren stelden zich op tegenover 't Paleis in één rij, daarvoor de zangeressen en zangers, daarachter de muziekkorpsen van grenadiers en infanterie.
Toen de klok halftien had geslagen, ruischte de plechtige koraalzang van Mendelsohn's ‘Lobgezang’ door 't luchtruim, en vertoonde zich het Vorstelijk Paar voor de vensters, doch weldra trad Koningin Wilhelmina blootshoofds op het balkon en luisterde met haar Echtgenoot, niettegenstaande het gure weer en den hevigen kouden wind, naarde verschillende zangstukken. Plechtig schoon klonk de zang uit zoovele stemmen saamgesteld, en zeer zeker was ‘Hollands Glorie’, van Richard Hol, een der schoonsten, en klonk het:
't Hart klopt ons met hooger slagen,
Holland, bij Uw dierbren naam:
Naam, langs zee en strand gedragen,
Glorievol en zonder blaam:
Wie zijn land met fierheid noem' -
Hooger, Holland, stijgt uw roem!
indrukwekkend, plechtig. Het Wilhelmus besloot deze schoone huldebetuiging, en luide waren de kreten, die onafgebroken weerklonken, om uiting te geven aan het gevoel van toewijding en liefde, dat 't Nederlandsche volk, daar vertegenwoordigd, bezielde.
(Slot volgt.)