‘Je verliest het,’ zei Hopeton.
‘Och, hoe jammer,’ zei Dora haastig.
Doch ze verbeterde zichzelf terstond.
‘Jammer, dat er één verliezen moet.’
Hopeton zag Dirk verlegen aan.
‘Op mijn woord, juffrouw Dora, ge hebt gelijk. 't Is jammer, maar twee kunnen er niet winnen. 't Gaat altijd zoo in de wereld. Of men om een edel metaal, een slag.... of een vrouw dobbelt, één kan er slechts winnen.’
‘Om een vrouw! o foei, mijnheer Hopeton.’
* * *
De dagen gingen langzaam voorbij.
Tot Dora's groote teleurstelling was majoor Hopeton niet van haar zijde te slaan. 't Scheen dat haar oom plotseling levendig belang in Dirk's aangelegenheden was gaan stellen; uren lang bleven zij samen in de bibliotheek en ze zagen elkander slechts bij de maaltijden. Stelde zij voor een rijtoer te gaan maken, dan was het Hopeton die zich als begeleider opwierp. Op iedere wandeling was het Hopeton die haar toevallig tegenkwam en met haar den weg vervolgde. Dirk scheen haar geheel te negeeren.
‘Hij geeft niets om me,’ dacht Dora spijtig. ‘Eens was ik dwaas genoeg om te denken, dat hij van me hield, maar nu weet ik beter.’
Ze wist niet dat Dirk haar uit den weg ging om Hopeton ‘kans’ te laten haar hart te winnen.
De beslissende dag kwam ten laatste. Zenuwachtig wierp Hopeton nog een laatsten blik in den spiegel vóór hij zijn slaapkamer verliet. De mogelijkheid, dat ze hem af zou wijzen, kwam hem niet in de gedachte.
‘Een goddelijke morgen,’ zei hij, de eetkamer binnentredende en Dora over de ontbijttafel heen de hand toestekende. ‘Hebt ge reeds plannen gemaakt voor vandaag?’
‘Ja en neen.’
‘Hoe denkt ge over een zeiltochtje?’ vroeg hij, haar onderzoekend aanziende.
‘Goed. Er is nogal wat wind. En 't is warm. Mij dunkt, ge zult u wel amuseeren!’ zei het meisje half lachende.
Hopeton trok een verlegen gezicht.
‘Ik hoop toch, dat ge me niet alleen zult laten gaan,’ vroeg hij zacht.
‘Ik heb eenige noodige bezoeken af te leggen.’
‘Dus ge gaat wandelen? Ik mag u toch zeker vergezellen. Ge zult me toch niet eenen ganschen ochtend aan mijzelf overlaten?’
‘Ge hebt oom en Dirk toch,’ zei ze bijna onbeleefd.
Plotseling veranderde haar houding. Ze zou Dirk toonen, dat ze niets om hem gaf. Ze kon hem op dat oogenblik haten. Waarom was hij plotseling tegenover haar veranderd?
‘Natuurlijk vind ik het prettig als ge meegaat,’ zei ze glimlachend.
Dirk zag haar plotseling onderzoekend aan. Een koude, koele blik trof hem en teleurgesteld keerde hij naar de bibliotheek terug.
* * *
‘U is zeer ernstig, majoor Hopeton,’ zei Dora, langzaam naast hem voortwandelende.
Majoor Hopeton antwoordde niet, maar zag haar vragend in de oogen.
‘Waar denkt u over?’ vroeg ze weer. Over den oorlog?
‘En over andere dingen. Denkt ge wel eens over iemand?’ vroeg hij bedeesd.
‘Over iemand te denken? Natuurlijk, majoor Hopeton. Welk een vraag! Over wien bedoelt ge?’
‘Over mij, over ons, bedoel ik,’ kwam het haperend van zijn lippen. ‘Zult ge er spijt van hebben, wanneer we weggaan?’
‘Natuurlijk, majoor Hopeton,’ antwoordde ze recht voor zich uit starende. Ze wist, ze vreesde wat komen zou. Welke vrouw zou het niet weten?
Ze vreesde het en had medelijden met hem.
Hij had alle zelfbeheersching verloren.
‘Dora, zal het je werkelijk spijten? Geeft ge er werkelijk iets om, wat er van mij wordt? Ik weet, ge weet, hoe ik je liefheb. Ik heb nooit een vrouw ontmoet, van wie ik zooveel hield. Ik heb je lief, wilt ge mijn vrouw worden?’
't Was er ten laatste. Verruimd staarde hij haar aan.
‘Ge hebt mij een groote eer bewezen, een zeer groote eer,’ begon Dora langzaam.
‘Neen, neen, gij zoudt mij een eer doen, wanneer ge wildet toestemmen mijn vrouw te worden!’ viel hij haar in de rede.
‘Ik kan u die belofte niet doen, majoor Hopeton, want ik zou mijn woord niet kunnen gestand doen.’
Ze stak hem plotseling haar hand toe.
‘Ik dank u zeer voor de groote eer, majoor Hopeton, maar ik kan uw vrouw niet worden. Mijn antwoord is neen. Ik kan u niet huwen.... hoewel ik hoop dat we altijd vrienden zijn zullen.’
Geweigerd!
Hij kon het niet begrijpen - het moest een misverstand zijn. Hij moest haar niet goed verstaan hebben.
‘Meent ge het, Dora?’ fluisterde hij. ‘Ge hebt mij niet lief, was het dat?’ klonk het toonloos.
Eerst nu scheen hij ten volle te beseffen wat haar antwoord voor hem beteekende. Hoe leeg zijn leven zonder haar zou zijn.
‘O, kunt ge mij dan geen hoop geven?’ smeekte hij. ‘Ik kan wachten, Dora. Is er niet een sprankje hoop?’
‘Ik mag u meer.... meer dan vroeger, majoor Hopeton, maar ik kan nooit uw vrouw worden, nooit!’
Hij bracht haar hand aan zijn lippen en kuste haar.
‘Ge hebt gelijk. Ik ben uwer niet waardig,’ zei hij op gebroken toon, en zwijgend vervolgden ze hun weg.
Dicht bij huis ontmoetten zij Dirk.
‘'t Was een goddelijke morgen voor een wandeling,’ zei hij opgeruimd, terwijl hij beiden onderzoekend aanzag.
‘Ja,’ zei Dora, geen notitie van hem nemende en Hopeton de hand toestekende. ‘Tot ziens.’
't Volgende oogenblik was zij in het huis verdwenen.
‘Wilt ge een sigaar, Dirk?’
‘Neen, dank je. Ga je mee naar binnen?’
‘Ik weet het niet. Ik weet niet wat ik doen zal. 't Is mij alles 't zelfde, alles wat ik doe. Weet ge dat het vandaag den tiende is, Dirk?’
‘Ik weet het,’ zei Dirk, hem bevreemd aanziende. ‘Ik heb het niet vergeten.’
‘'t Is alles voorbij, jongen. Alles, alles! 't Is uw beurt nu; verder behoef ik niets te zeggen, 't is mij niet mogelijk in bizonderheden te treden. Ik kan het niet.’
Hij huiverde en trok zijn hoed dieper in de oogen. Stilzwijgend gingen ze het huis binnen.
* * *
Nog twee dagen en dan vaarwel, voor eeuwig wellicht. Het getemperde licht der schemerlamp viel op Dora's gelaat en op de blanke handen, die over de toetsen der piano gleden. Dirk stond naast haar en sloeg de muziek om.
‘Zal ik nog iets voor u zingen?’ vroeg ze ten laatste. ‘Of..... zullen we wat praten? Na van avond nog slechts één avond, en dan....’
‘En dan,’ zei hij, zich over haar heenbuigende, ‘zal het “vaarwel” zijn. Zult ge nog wel eens aan mij denken, Dora?’ vroeg hij teeder.
Haar lippen trilden, zenuwachtig bewogen zich haar handen in haar schoot.
‘Ik zal dikwijls aan je denken en om je behoud bidden,’ fluisterde ze. ‘Ik zal je nooit vergeten. Bedenk eens, ik heb