Sint Nicolaas.
De vijfde December nadert met rassche schreden. Door honderden, ja duizenden, groote zoowel als kleine menschen, wordt die dag of liever de avond van dien dag met vreugde tegemoet gezien.
Wat heerlijke tijd vol geheimzinnigheid, die er aan voorafgaat; fluisterende gesprekken worden gevoerd, geheimzinnige pakjes worden bij ons verschijnen plotseling onder tafel gestopt, ja zelfs geheele vertrekken mogen dagen van te voren al niet meer door ons betreden worden.
Wat al fraais wordt er in de winkels voor ons uitgestald, wat heerlijke lekkernijen biedt de banketbakker ons aan; op straat, niettegenstaande het minder aanlokkelijke weer, overal vroolijke gezichten, druk pratende groepjes dames, hier en daar een alleenloopende heer, in diep gepeins waarmeê hij zijn vrouw of meisje dit jaar nu eens zal verrassen; ja, 't is wel een moeilijk vraagstuk om uit al het tentoongestelde een keuze te doen of iets te bedenken wat onze familieleden nog niet bezitten.
Maar komt het u bij al dat gepeins nooit in de gedachten, dat er toch zoovelen zijn, voor wie het niet moeilijk zou vallen iets te bedenken? Of weet ge niet dat uw werkvrouw zes kinderen heeft, die o zoo graag ook het heerlijke St.-Nicolaasfeest zouden meevieren; maar, vader verdient niet veel, de kolen en aardappelen zijn erg duur, dus: geen speelgoed, geen lekkernijen. Of, is u daar zooeven het kind niet in het oog gevallen, dat bibberend van kou voorbijliep; hij vraagt niet naar speelgoed of lekkers, een degelijk, warm kleedingstuk zou hem meer verblijden.
Wanneer alleen slechts de duizenden lezers van ‘De Huisvriend’ dit eens bedachten en van de tien- of honderdtallen guldens, die zij bij gelegenheid van het St.-Nicolaasfeest uitgeven, ieder een kleinigheid afzonderde, wat zouden er dan, op den avond van den 5den December, een veel grooter aantal gelukkige gezichten meer zijn dan andere jaren!