Een ten ondergang gewijde stad.
(Bij de plaat op blz. 25.)
In het Duitsche rijk schijnt men geen bezwaren te groot te achten waar het geldt de belangen van den handel te bevorderen.
Zoo heeft de Duitsche Marine bij Koninklijk besluit van 25 Juni van dit jaar machtiging ontvangen tot onteigening van het grootste deel van het dorp Ellerbek, ter vergrooting van de Kieler Staatswerf.
Dat het strand van Ellerbek in de vroegste tijden reeds bewoond was, blijkt uit het feit, dat men er jaren geleden een vondst deed van zoogenaamde Kjökkenmoddinger (keukenafval), dat dagteekent uit den steentijd.
Het dorp heeft zich in de laatste jaren sterk uitgebreid, want van 1840 tot op den huidigen dag is het aantal inwoners van 449 tot 5740 gestegen, zoodat het plaatsje tegenwoordig een stedelijk karakter draagt, en slechts onder het aan het strand gelegen gedeelte (waar men het eerst de sloopende hand aan zal slaan) vindt men hier en daar nog een huisje met stroodak.
Hier vindt men ook de talrijke rookerijen, van waaruit de beroemde Kieler sprot en bokking over de geheele wereld verzonden wordt; hier wonen ook de visschers die 's avonds met hun booten op zee ter vischvangst uitgaan en overdag de op het strand te drogen gehangen netten schoonmaken en herstellen, terwijl de vrouwen met de versch gevangen waar naar de Kieler vischmarkt rijden.
Het zal evenwel niet makkelijk zijn dezen vreedzamen lieden aan het Kieler fjord een plaats aan te wijzen, waar zij hun ambacht op de gewone wijze kunnen uitoefenen.