Om verschillende redenen lokte een bezoek aan het huis van Ellie's tante me niet bijzonder aan, maar ik wist, dat ik het kind in eenigen tijd niet zou kunnen zien, en daar het me tevens bekend was, dat ik mijn bezoek tot de kinderkamer zou kunnen bepalen, ging ik zonder aarzelen op mijn doel af.
Ik kwam op het oogenblik, dat de juffrouw juist zou beginnen om de kleinen gereed te maken voor een wandeling.
‘O! nou kan ik het u net nog vertellen!’ zei Dik, Ellie's oudste neefje.
‘Verbeeld u, wij gaan verhuizen, heelemaal de stad uit! Al de meubelen in heele groote wagens en wij met de spoor, wel tien uren ver en dan nog met een rijtuig!’ Hij spreidde zijn handen uit en zette een paar verbazend groote oogen.
‘Nee! stil nou, Leo!’ zoo onderbrak hij zijn mededeeling, terwijl hij zijn broertje op zij duwde, ‘laat mij het nou alleen vertellen, ik ben de oudste!.... En Ellie gaat ook mee, en dan blijft ze weer bij ons, en elken dag, als we gaan wandelen, krijgt ze dan weer haar mooie jurken aan, niet maar een enkel keertje zooals nu.
‘Of “als we gaan wandelen” zeg ik, maar ik wandel dan niet meer met ze mee, een paar malen in de week nog maar! Want ik ga dan naar school, weet u, en dan ben ik een groote jongen. Ik hoef dan ook niks meer om de juffrouw te geven, zeit Piet van hiernaast, want groote jongens die.... Maar dan juf helpen om Leo en Ellie zoet te houden.... naar mij luisteren,.... eigenlijk nou al,.... ik zooveel grooter ben.’
Ik hoorde niet meer geregeld wat hij zeide, mijn belangstelling was weg.
Nog even drong het schelle stemmetje van Leo tot me door. Hij was ook haast groot, want papa had gezegd, dat hij ook al gauw naar school mocht, zoo protesteerde hij. Maar Ellie! die was nog maar klein, en als ze in die andere stad gingen wandelen, moest ze hem een handje geven, anders zou ze verdwalen en dan werd ze opgepakt, net als het hondje van.... Dik viel hem in de rede en zei, dat hij een malle jongen was - ‘was Ellie nou een hondje?’ Ik liet hen de kwestie uitmaken zonder verder naar hen te luisteren en wachtte met ongeduld op de juffrouw, die even de kamer had verlaten.
Al spoedig daarna werd het eerste gedeelte van Dik's mededeeling in hoofdzaak door haar bevestigd. Ja, zij gingen de stad verlaten en Ellie zou meegaan, dat wilde mijnheer zoo. En was het mij bekend, dat er nog een vergrooting van het gezin aanstaande was? O, niet? Er werden me enkele woorden toegefluisterd. Maar tegen dien tijd zou er ook verandering komen in het personeel, dus had de juffrouw er in toegestemd om bij de familie te blijven. Ik kon van mijn verbazing niet bekomen, van mijn verbazing en.... ontsteltenis! Het viel mij zoo ruw op het lijf: Ellie weg en ver weg ook!.... In het eerst kon ik aan niets anders denken!
Er werd op de deur geklopt; dat kloppen hoogstwaarschijnlijk een attentie voor mij. De boodschap gold mij ook: het dienstmeisje kwam vragen, of ik vóór mijn vertrek even bij mevrouw wilde komen. Ik zag dus van mijn voornemen af, om de wandeling mede te maken met de juffrouw en de kinderen en kuste Ellie, alsof ze me reeds voorgoed ging verlaten. O lieve, kleine Ellie! hoe kort nog maar zou ik haar kunnen kussen, hoe kort haar aardig persoontje gadeslaan, het ontwaken van haar geest aanschouwen!....
Het ding zag er uit, alsof ze bijzonder in haar nopjes was. In heel haar omvang kon Ellie de zaak natuurlijk nog niet vatten, maar alle dagen haar mooie jurken aan en altijd bij de jongens, met wie ze het zoo wondergoed kon vinden, alsook bij de mooie tante, die ze gedurende haar bezoeken maar een enkelen keer zag, maar voor wie haar bewondering blijvend was gebleken,.... er scheen genoeg van tot haar begrip doorgedrongen te zijn, om haar in een ongewone stemming te brengen. Ze lachte met gilletjes en snapte voortdurend in haar eigenaardig taaltje. Even later worstelde zij zich ongeduldig los uit mijn omarming. Ik zuchtte en de tranen kwamen mij in de oogen: hoe spoedig zou ik uit Ellie's leven verdwenen zijn.
Ellie's tante was niet zoo goed gehumeurd als haar nichtje; gedurende dat zeer onverkwikkelijke onderhoud, had ik mij aan haar lachen slechts zelden te ergeren.
‘Zoo! wist ik het al? Ja, dat kon ze ook wel begrijpen, kinderen en dienstbaren konden geen oogenblik zwijgen! Het was me ongetwijfeld ook bekend, dat ze dat kind van haar broer zouden meesleepen?
Ja! dat schadepostje ging mee!
Niet omdat haar man er zoo bijzonder op gesteld was; zij zag niet in, waarom hij altijd precies zijn zin zou moeten hebben, maar ook zij vond het in verschillende opzichten zóó het beste.
Dat uitbesteden was ook niet alles, ze hadden dat in dat jaar reeds genoeg ondervonden! De lui, die zoo'n kind namen, waren er enkel op uit, om er van te halen wat ze konden, en verder zorgden ze wel, dat zij er zoo min mogelijk last van hadden. Het laatste was ook dien dag weer gebleken. Dacht ik, dat ze dat schaap, waarmede ze helaas! spoedig genoeg voorgoed opgescheept zou zitten, thans eerst nog eens te visite gehaald zou hebben? Geen haar op haar hoofd, dat er over had gedacht! Maar er was opeens bericht gekomen, dat de juffrouw er was met Ellie en of Ellie dien dag daar mocht blijven, want dat de juffrouw noodzakelijk van huis moest. Ik kon wel begrijpen, dat nu die juffrouw wist, dat Ellie van haar weggenomen werd, ze om de heele zaak niets meer gaf.
‘Trouwens! wie gaf er om Ellie? Wat, bijvoorbeeld, was mijn genegenheid voor het kind ooit anders geweest dan vertooning, vertooning voor de wereld en een amusement voor mezelf? Ja! zij zeide het maar ronduit! Aan waanwijze redeneeringen en terechtwijzingen had het van mijn zijde nooit ontbroken, maar welk werkelijk nut had ik de kleine ooit gedaan, welk werkelijk voordeel haar ooit aangebracht?’
Ik waagde het op een reeds vroeger gedaan voorstel terug te komen: ‘Mocht ik iets bijdragen aan de kosten van Ellie's onderhoud?’
‘Neen! geen aalmoes! Daarmede behoefde ik haar niet te beleedigen! Ik wist wel, dat ze dàt niet meende! Wat zou dàt geven? Een ontrieving voor mezelf, anders niets! Maar hoe dikwijls had ze verstaanbaar genoeg mij den weg gewezen, hoeveel keeren had ze me reeds beduid, dat ik met een paar woorden te rechter tijd gesproken, de kwestie van Ellie's onderhoud voorgoed kon oplossen!
‘Wie was daartoe beter in de gelegenheid dan ik? Rijke lui op hun uiterste, geld en goed dus geen waarde meer voor hen. Geen heel zuiver geweten, vrees voor den dood en hetgeen daarop kon volgen,’ hier hoorde ik even haar lach, kort en snijdend, ‘dan boetedoening!.... En aan wie konden ze dan beter hun schuld delgen, aan wie beter de voor hen zelf waardeloos geworden bezittingen nalaten, dan aan Ellie, wier moeder zulk een vrome ziel was geweest!’ Weer de lach. ‘Ellie's vader het tot den laatsten cent toe opmaken?’ De vraag ging van haar zelf uit. ‘Natuurlijk! als hij er maar gelegenheid toe had! Dat zou een buitenkansje voor hem zijn! Maar tegen zoo iets kon immers gewaakt worden?.... Ziedaar! nu wist ik het, nu had ze ronduit gezegd, wat ze meende en kon ik met mijn geestverwanten ach en wee! roepen over zulk een laaghartige berekening. Maar inmiddels zou zij, zoo verdorven als ze was, voort kunnen gaan om voor het kind te zorgen!’
Ze was rood van opgewondenheid en haar handen waren voortdurend in beweging. Ik had Ellie's tante nog nooit zoo nerveus gezien!