den 3en Augustus zoo geweest. Reeds dagen te voren waren de plannen ontworpen en bekendgemaakt.
De visschersvloot zou ten Noordoosten van 't fort Pampus gelegen zijn in elf rijen, zoodat een rechthoek van 3000 bij 1800 meter was afgebakend en waaromheen de particuliere vaartuigen zouden komen liggen op minstens 150 meter afstand, zoo ook ter weerszijden van een vaarwater loopende uit de haven van Muiden naar de vloot, opdat Hare Majesteit met het geïmproviseerde jacht de ‘Buiskes’ vrij op zou kunnen stoomen en de schouw een regelmatig verloop zou nemen. Doch zoo was er gewikt, maar wij weten het, het buide reeds dagen te voren en alhoewel Donderdag reeds talrijke visschers gereed waren hunne plaatsen in te nemen, zoo ging met den harden West-Noordwestenwind het vertuien met voor en achter anker zoo bezwarend, dat een ieder maar wegzeilde en een oppertje ging zoeken in de naburige plaatsjes om den dag van morgen af te wachten. Den volgenden morgen was het weer zoodanig, dat besloten werd om de vloot inplaats van benoorden fort Pampus te leggen, nu bezuiden dat punt op te stellen tusschen Muiden en genoemd fort, zoodat duizenden, die aan den wal moesten blijven, het geheele schouwspel mede konden genieten.
Hoe menig gezicht helderde bij dat nieuws niet op, want hoevelen waren door omstandigheden gedwongen te blijven waar de plicht hun gebood, en hoe noode mist men toch zulk een zeldzaam genot!
Maar komaan, nu terug en de aankomst der Vorstinnen verbeid.
Wij hebben nog den tijd, wij kunnen gemakkelijk even naar Weesp terug en den geheelen tocht der Koningin medemaken.
Het gedeelte van Noord-Holland, dat heden door Koningin Wilhelmina bezocht wordt, is zeer zeker het meest karakteristieke, en gaan wij in onze gedachten de geschiedenis eens na, dan is er geen plaatsje te vinden of er zijn gebeurtenissen aan verbonden, die in de harten der inwoners van ouder op ouder worden overgebracht, en bij het in het geheugen roepen van al die feiten zien wij weer duidelijk, hoe diep het huis van Oranje in ons volksleven is ingeworteld, hoe heldhaftig het altijd gestreden heeft voor die vrijheid, die zoovele duizenden offers heeft gekost. En werd dan ook die vrijheid bedreigd, dan, ja dan zal het voldoende zijn dat onze Koningin haar hand slechts uitstrekt in de richting van waar de vijand komt, opdat duizenden en duizenden mannen opstaan, gereed voor Vorstin en Vaderland te strijden.
Precies om tien minuten over twaalven, ware tijd van Weesp, stoomde de koninklijke trein het station binnen.
Alle fabrieken, kantoren enz. enz. waren leeggeloopen en een ieder had een goed plaatsje gezocht om de Vorstin te zien.
De burgemeester, de heer P. de Haan Az., ontving Hare Majesteiten en geleidde haar naar de rijk versierde wachtkamer, waar twee kleindochtertjes van den burgervader met bloemen Hare Majesteiten welkomheetten.
Toen de Vorstinnen in de galarijtuigen hadden plaats genomen, weerklonk het Volkslied, uitgevoerd door de muziekvereeniging Jubal, bestaande uit fabriekspersoneel.
De Weesper schutterij, onder bevel van den kapitein W. Gooszen, had zich nabij het station opgesteld als eerewacht, terwijl tribunes, eerebogen, bloemen en vlaggen het oude Weesp een ongekend vroolijk aanzien gaven.
De rijtuigen stelden zich in beweging langs den sterk kronkelenden weg van Weesp naar Muiden, begeleid door den burgemeester, die bij den grenspaal zijner gemeente het verder geleide der Vorstinnen overdroeg aan den heer H.A. Nienhuis Ruijs, burgemeester van Muiden, die met een kort woord de gevoelens vertolkte waarmede Muidens burgerij Hare Majesteiten welkomheette. Onder jubelende huldekreten reed de stoet door de versierde Amsterdamsche poort de stad binnen - ook hier was alles vlag en bloem - en volgde den weg naar den afvaartsteiger, die geheel veranderd was door de firma Blankenan en Batelaan, en wel zoodanig dat hij gebezigd kon worden zoowel bij hoog- als laagwater door de ‘Buijskes’ of door de koningssloep, terwijl masten, vlaggen en bloemstukken aanlegplaats en sluizen geheel onkenbaar maakten, die een prachtvollen aanblik opleverden.
Daarna volgde de traditioneele opwachting van autoriteiten, waarvan ik de beschrijving maar achterwege zal laten en liever den dames lezeressen even met een enkel woord mededeelen, dat Koningin Wilhelmina gekleed was in een kleed van ivoorkleur; dat het smaakvol was, behoeft geen betoog, terwijl een witte toque haar hoofdje tooide. Hare Majesteit de Koningin-Moeder was gehuld in een grijzen reismantel.
De schoolkinderen zongen het Wilhelmus, de dameszangkring onder mevrouw Lassow kweelde een hulde en bij het naderen van den steiger speelde de vereeniging ‘Crescendo’ de Volksliederen.
De Koningssloep, rank en van sierlijken vorm, in lichte tint geschilderd en rijk van beeldhouwwerk voorzien, bemand met een 18-tal matrozen, gebruind door weer en wind, het puikje van de vloot, lag gereed onder bevel van den Luitenant ter zee 2e kl. Koning; het voorgeschrevene Koninklijk saluut werd gebracht en het ranke vaartuigje voerde Neêrland's grootsten schat over de zilte baren.
Had een kanonschot van de Westbatterij de aankomst der Vorstinnen luide verkondigd, bij voortduring knalden nu de schoten over de onmetelijke vlakte als koninklijke groet, en met een sierlijken zwaai lag de sloep langs zijde van de ‘Buijskes’, en met vluggen, veerenden stap betrad Koningin Wilhelmina de commandobrug.
Gedurende die eerste momenten van de komst op de ‘Buijskes’ wil ik gebruik maken, om met een enkel woord te verhalen, wat voor een scheepje dit geïmproviseerde jacht is.
In gewone omstandigheden is de ‘Buijskes’ bestemd als opnemingsvaartuig op onze kusten, en wat diepgang betreft uitstekend geschikt voor het gedeelte der Zuiderzee, waar de schouw plaats vond.
Op de werf te Amsterdam wisten rappe timmerlieden en schilders het scheepje in een Zondagsjasje te steken. Was zijn huidskleur eerst zwart, spoedig veranderde dat in het maagdelijkst wit, terwijl een paar Koningskronen de raderkasten opsierden.
Het achterschip werd leeggehaald en van een tapijt voorzien, terwijl een tent beschutting aanbood tegen weer en wind; eenige easy-chairs gaven aan het geheel iets gezelligs.
De commandobrug, door middel van een met rood pluche bekleede trap met het achterschip verbonden, biedt een heerlijk uitzicht aan en het is ook daar, waar Hare Majesteit zich in hoofdzaak heeft opgehouden.
De kajuit is ingericht in een klein sierlijk boudoirtje, dat wel niet veel ruimte aanbiedt, doch op zee moet men zich weten te behelpen, zoo zelfs dat de schrijftafel van den Commandant in een toilettafel is herschapen.
De Luitenant ter zee 1e klasse De Haan voerde het bevel en ontving Hare Majesteiten aan den valreep. Geen Koninklijke eerbewijzen konden plaats hebben; alleen ontrolde zich de Koninklijke standaard op het oogenblik dat Koningin Wilhelmina haar voetje op het dek zette.
't Gezelschap aan boord was klein en bestond uit de beide burgemeesters Calkoen en Kolff, den Schout bij Nacht Zegers Veeckens als Directeur en Commandant der Marine te Amsterdam, en het Koninklijk gevolg.
De zee was vrij kalm, de wind ging meer en meer in den poetszak, zoodat een licht briesje overbleef, dat strakjes noodig bleek voor 't onder zeil gaan, en 't Oranjezonnetje liet niet op zich wachten, want even gluurde het door de wolken en verhelderde het schouwtooneel.