onder toezicht van 170 onderwijzers. Men bemerkt, dat in Parijs de vacantiekoloniën voor een groot deel door de gemeente bekostigd worden. De publieke liefdadigheid geeft alleen, als de gemeenschap tekortschiet.
De stad Parijs is in Frankrijk geen eenling gebleven. Het goede voorbeeld is reeds gevolgd door Lyon, Bordeaux, Poulause, Bayonne en vele andere steden.
Een enkel woord over België. In '86 werd op initiatief van Dr. Kops, lid van den Brusselschen gemeenteraad, de eerste Brusselsche kolonie uitgezonden. Luik, Gent en Antwerpen haastten zich dat goede voorbeeld te volgen. Evenals in Frankrijk en Zwitserland achten de provinciale en plaatselijke besturen het een plicht die inrichtingen financieel te steunen. In Antwerpen gaf bijv. in '98 de stad een subsidie van 6000 fr., en de provincieraad een gift van 500 fr.
In laatgenoemde stad is het voornamelijk de Onderwijzersvereenig:ng ‘Diesterweg’, die in verbinding met de Antwerpensche afdeeling van den Belgischen Onderwijzersbond, met het Korps der schoolhoofden en met afgevaardigden van de betalende onderwijsgestichten voor koloniën en voor kleeding en voedsel ijvert. Reeds een veertien jaren houdt de vereeniging jaarlijks een concert. De zuivere opbrengst bedraagt gemiddeld 2000 fr. en is geregeld afgestaan voor de genoemde liefdadige doeleinden. Behalve dit wekt ‘Diesterweg’ voortdurend Antwerpens burgerij op tot financieelen steun. Uit het jaarverslag van '98 blijkt, dat in de Scheldestad dit jaar 250 kinderen van de vacantiekoloniën hebben geprofiteerd en dat de Vereeniging een batig slot heeft van 16641.34 fr.
In Brussel zond de gemeente in '98 631 kinderen voor 14 dagen naar een vacantiekolonie. Woonhuizen en andere inrichtingen bleven niet achter. Gent, Luik, Verviers en andere plaatsen lieten ook hun schooljeugd van de buitenlucht genieten.
Nu naar het ideaal-land der philanthropen. Naar Denemarken, een klein volk, dat zich groot toont in een werk der liefde. Kopenhagen, met een bevolking iets grooter dan Rotterdam, zond in '97 dertien duizend kinderen naar buiten. Die weldadigheid strekt echter meer ter eere van de plattelanders dan van de stedelingen. De kolonisten worden kosteloos verpleegd. Men moet weten, dat in tegenstelling met andere Europeesche landen in Denemarken de rijke bewoners juist op het platteland aangetroffen worden. Het vervoer is gratis en geleiders zijn overbodig, daar iedere Deen het als een plicht beschouwt een wakend oogje op de kolonisten te houden. Reeds in het midden dezer eeuw is deze familieverzorging in Denemarken ingevoerd.
Aangestipt dient te worden, dat de huiselijke aard van den Deenschen boer, zijn geregelde levenswijze, zijn streven naar ontwikkeling, zijn welgesteldheid hem bijzonder geschikt maken om kinderen aan zijn zorg toe te vertrouwen.
Ook Engeland huldigt evenals Denemarken en Noord-Duitschland de familieverzorging. Als type van de Engelsche koloniën geven wij die van de Children Country Holidays Fund te Londen. Deze vereeniging is opgericht ia '84 en zond in '97 31412 kinderen naar buiten, wat ongeveer 2½ ton kostte. Een derde deel werd door de ouders en voogden der kolonisten vergoed. Want deze vereeniging wil, in overeenstemming met andere Britsche vereenigingen, dat een deel der kosten door de familiebetrekkingen betaald wordt. Het zich zelf leeren helpen is een paedagogisch doel en ook meent men, dat wat kosteloos verkregen wordt, minder waardeering ondervindt dan datgene, waarvoor de ontvanger ook wel eens krom heeft moeten liggen.
De genoemde vereeniging besteedt de kinderen tegen 5 shilling per week en per kind uit bij boeren. Die boeren staan onder toezicht van correspondenten. De kinderen worden aan hun kostbazen verzonden op een manier, die wel eenigszins overeenkomt met de wijze, waarop men hier te lande postpakketten verzendt, zonder geleide en voorzien van een adreskaart. De ontvanger moet de kinderen afhalen aan het station. Is hij er niet, dan wordt hij beboet. Veertien dagen blijven de kinderen bij hem en na aflevering ontvangt hij zijn kostgeld. Het gebeurt wel eens, dat onderweg een kind verdrinkt, ‘maar zooiets kan in Londen ook gebeuren’, zeggen deze - mij wel eens wat al te practische - philanthropen.
Veel werk wordt er gemaakt van de inzameling van gelden en het is wel iets eigenaardig Engelsch, dat zelfs de schamele daglooner zijn penningske offert voor de gezondheidskoloniën. Men ziet het: de Engelschman steunt niet op de gemeenschap, maar
‘leert op nietwes staat te maken,
Als 't geen in eigen krachten is’,
zooals O.Z. van Haren uitdrukte.
Thans heeft men, behalve in de genoemde landen, koloniën in Italië, Rusland, Finland, Oostenrijk, Hongarije, Gallicië, Spanje, Noord-Amerika. In Japansche couranten worden die inrichtingen besproken.
Laten wij dit geschiedkundig overzicht besluiten met een schets van ons vaderland. Dr. S. Sr. Coronel was de eerste, die in Nederland in '82 door het plaatsen van eenige stukken in het Handelsblad de belangstelling inriep voor de vacantiekoloniën. In het volgende jaar nam Mr. Kerdijk te Amsterdam het initiatief tot vorming van een comité, en in hetzelfde jaar werden 20 kinderen naar de Pyramide van Austerlitz bij Woudenberg gezonden. De zaak maakte opgang en in '84 verkreeg het comité aan jaarlijksche bijdragen f 2560 en f 4326 voor giften in eens. In '87 bereikte de Amsterdamsche vereeniging haar glanspunt. Een ‘Worlds Fair’ werd in het Paleis voor Volksvlijt georganiseerd en bracht f 36710 op. Een eigen gebouw werd aangekocht en ingericht. Zoo scheen het karretje in Amsterdam wel op een zandweg te gaan. Maar de tijd van voorspoed was voorbij. Verscheidene contribuanten meenden, dat waar de zaken zoo fortuinlijk gingen, hun gift overbodig was, met het noodlottig gevolg, dat men, om in de hoofdstad 300 kinderen naar Zandvoort te sturen, in '97 het stamkapitaal moest aanspreken.
Van de hoofdstad naar de hofstad. De daar gevestigde vereeniging bestaat vanaf '84. Zij stuurt haar kinderen naar Prinsenhage. De vereeniging zelf is een teringlijdster, zij gaat voortdurend achteruit. Misschien is dit wel gedeeltelijk een gevolg van het feit, dat in deze vereeniging vrouwenhulp wordt geweerd. De mannen redeneeren zoo dikwijls hoog wijs, als het gewenscht was, dat men niet alleen het koele verstand, maar ook het warme hart een stem in het kapittel gaf. De heer Bos zegt zeer terecht in zijn reeds genoemde brochure: ‘Het is gelukkig voor den bloei van vele vereenigingen, dat de dames niet worden buitengesloten, maar vaak het leeuwenaandeel in de werkzaamheden hebben.’
(Slot volgt.)