gehad, niet bij ondervinding, welk een behoefte men dan heeft, niet alleen aan goede voeding, maar men tevens voortdurend blijft gevoelen aan een extraatje, ook al is op ons gelaat de kleur reeds lang teruggekeerd, zelfs in zulk een mate, dat het ergerlijk genoeg elke gedachte verbant aan fijn- of teerheid. Neen! in dit geval kon ik me eenigszins verplaatsen in de gevoelens mijner zuster, en evenzeer als op het hare zal er ongetwijfeld ook op mijn gezicht afkeuring te lezen zijn geweest voor een vrouw, die, teneinde ongestoord te kunnen voldoen aan haar penchant voor wielrijden, haar zwakken man zulk een middagmaal opdischt.
‘Maar met dat al blijkt het alweer, dat ledigheid des duivels oorkussen is,’ zei Jet, opstaande en daarmede tevens de ergernis van zich afschuddende. ‘Daar weten we nu niets beters te doen, dan over onze buren te babbelen, iets waarover we een week of wat geleden niet gedacht zouden hebben, om de eenvoudige reden, dat we er toen geen tijd voor hadden.’
Een week of wat geleden; levendig verscheen dat tijdperk me weder voor den geest. Een week of wat geleden, goede hemel! wat was het toen een verwarring bij ons geweest! We waren verhuisd van de eene
william booth.
plaats naar de andere en zoo gemakkelijk mogelijk, want was het niet om onze zenuwen te sparen, dat die verhuizing geschiedde?
Jet had een ziekte gehad, die door den dokter betiteld werd met den naam van influenza. ‘Influenza! ja! die van een aantal treurige jaren!’ zei tante Mina, over wie ik straks nog nader zal hebben te spreken.
Nu achtte dokter Willems, na de influenza van Jet, het voor ons niet geraden, om voortdurend in de stad te blijven, en daar het onafgebroken buiten zijn weer wat stil en eentonig zou wezen, zouden we, vooral ook om de agitatie te ontgaan van het telkens heen en weer trekken, ineens op een plaats gaan wonen, waar we evengoed van de lucht konden profiteeren als buiten en waar we, ingeval we dat verlangden, tevens de genoegens van de stad zouden kunnen vereenigen.
Z. was daarvoor het uitgelezen plekje en naar Z. richtten we dan ook onze schreden. Natuurlijk niet dan na een serie van voorafgaande moeilijkheden en bezwaren te hebben doorworsteld of weggeredeneerd en na afscheid te hebben genomen van een huis en van een stad, waarin we in een aantal jaren verschillende gebeurtenissen hadden doorleefd. Vooral Jet had dat nogal erg aangedaan, maar wat het werkdadige betrof was het ergste nu toch geleden, want hadden we, ook alweer op raad van onzen arts, teneinde ons niet te overspannen, de geheele verhuizing niet doen aannemen? Wat het inpakken aanging, was dat wel niet meegevallen en hadden we zelf veel meer last en moeite er van gehad dan we ons hadden voorgesteld, maar met het uitpakken zou dat wel anders gaan, dit werd ons ten stelligste verzekerd.
En toch, - hebben op een gegeven oogenblik de vereenigde wederwaardigheden me niet naar mijn kamertje doen vluchten, teneinde Jet's radeloos aangezicht niet langer te aanschouwen, en heb ik daar mijn zakdoek niet als een bal in den mond gestopt, om het niet uit te gillen van woede? Zouden onze zenuwen met mogelijkheid zooveel hebben kunnen lijden, al hadden we een dozijn jaren achter elkander een zomerverblijf betrokken en al waren we bijgevolg in het najaar even zooveel keeren naar de stad teruggegaan? En hadden we niet evengoed, ja! niet veel beter, ook thans in ééns alles zelf kunnen doen? Doch een sluier daarover! In elk geval zaten we nu rustig en netjes thee te drinken en hadden we, zooals Jet terecht aanmerkte, al den tijd om het den buren te laten ontgelden.
De buren! Ja, dat was een punt van ernstige overweging geweest! In de hier algemeene gewoonte om eenigen tijd na aankomst in de buurt kaartjes te doen afgeven, vond Jet iets opdringends, iets dat lijnrecht streed tegen het gevoel van eigenwaarde. Van de andere zijde beschouwd, zouden de buren zich echter beleedigd kunnen gevoelen, indien we aan het bestaande gebruik niet voldeden en bijgevolg tekortschoten in het hier heerschende begrip van wellevendheid. En daar Jet weinig aanleg heeft om haar evenmensch te krenken, kwam het tot een schikking en werd het kleinst mogelijke getal kaartjes afgegeven. Op dat kleinst mogelijke getal kaartjes volgde natuurlijk het kleinst mogelijke getal bezoeken, en zoo kwam het, dat we persoonlijk ook geen kennis hadden gemaakt met de familie van het reeds vermelde eigenaardige middagmaal.
(Slot volgt.)