Het grootste dok kan een gewicht van 6,000,000 K.G. lichten.
In de toekomst moet nog een vierde grooter gemaakt worden om in de meerdere behoefte te voldoen.
Ten zuiden van de droogdokken steekt het torentje van Charlois spichtig tusschen de huizen en boomen uit.
‘Charlois is een dorpje schuin over Rotterdam gelegen, dat redelijk wel betimmerd is. Hier omtrent heb je de schoonste wandelingen, en 't vermakelijkste land van de weereld, daar appelen, peren en okkernoten in overvloed wassen. Koren- en weij-landen zijn 'er geen gebrek.
Volgens het zeggen van de Charloise Schout Arnoud de Man, is het land alhier bedijkt van Hartog Karel van Bourgondiën in den jare 1461, zijnde te voren maar een foreest of wildernis geweest. Het land wierd voor de bedijking Riddervaart genaamd, maar Hartog Karel heeft het na zijn naam, andere zeggen na zijn Graafschap, Charlois laten noemen.
In het jaar 1516 heeft een visser van Charlois een wonderlijk zeemonster gevangen, het hooft was gelijk dat van een hond, het lighaam had de gedaante van een kabbeljaauw en de staart die van een roch.’
Wat de geschiedschrijver omtrent Charlois mededeelde, is in hoofdtrekken nog het geval. Als men pas de woelige stad of rivier verlaten heeft, treft het dorpsche van dit plaatsje.
Wij verwijderen ons evenwel van de dokken en gaan voorbij het Charloische hoofd, waar, op een steiger, groote betonblokken gestampt worden ten dienste der kaaimuren.
Langs den linkeroever strekken zich de petroleumetablissementen uit. Lage witte gebouwen en hoogere witte cylindervormige tanks, benevens stapels vaten geven een eersten indruk van dit omvangrijk opslagterrein. Aan steigers, vooruitgebouwd in de rivier of in de zijhaventjes, liggen schepen gemeerd wier hol één groot reservoir is, waarin petroleum gepompt wordt, en aldus naar het binnenland gebracht.
Grootere tankschepen, uit Amerika gekomen, persen zelf hun inhoud naar de opslagplaatsen, terwijl men uit houten barken, met de heel mooie lijnen en kleuren, tonnen en vaten met olie, hars en terpentijn hijscht.
Tankwaggons worden door locomotieven gerangeerd en tot treinen gevormd.
Zoo gaat van deze etablissementen de verspreiding uit door geheel Europa.
Dat de verhandelde hoeveelheden niet gering zijn, wijzen deze cijfers aan: In 1890 werden te Rotterdam ingevoerd 103,000,000 K.G. petroleum, in 1898 was dit bedrag gestegen tot 313,000,000 K.G.
Op het schiereiland bij de Kortenoordsche haven zijn de barakken opgesteld welke, wanneer binnenvallende schepen lijders aan pest, gele koorts, cholera of andere besmettelijke ziekten aan boord hebben, de patiënten kunnen opnemen en behoorlijk afgezonderd houden.
Voorbij de Hoogenoordsche gracht bereiken wij al spoedig de westelijke grens der gemeente.
Zooals een groot kind bij zijne moeder komt en evenals vroeger het hoofd in haar schoot mag leggen en dan niets zeggen, terwijl het in de kamer schemert, zoo keert kalmte weer in het bewogen gemoed bij het aanschouwen, hoe teer de rivier wegvloeit tusschen de lage landen. De golven nemen de gedachten mee en stuwen ze zacht verder en verder naar het groote onbekende.
De mooie innigheid van het Hollandsche landschap heeft ons bevangen. Wiegelend ligt het bootje stil; wij kunnen niet besluiten door te varen of om te keeren.
Heel breed de rivier, heel vlak de oevers en heel hoog de luchten.
Van verre komt een stoomer, in afmetingen groeiend, totdat de geweldige romp dreigend nadert, de masten omhoogsteken met daarachter kolossale schoorsteenpijpen. Het gevaarte gaat ons voorbij, in volle lengte en doet het water onstuimig bewegen.
De stemming van rust is verbroken. Ons bootje keert om, wij zullen den rechter Maasoever volgen. Indrukwekkend, doch met een geheel ander karakter dan het westelijke is het oostelijk panorama. Niet alleen in breedte, maar ook in hoogte is de compositie kleurrijk, geweldig en afwisselend.
Het eerst merken wij de torens, molens en huizen van Delfshaven op, dat wij, door den Schiemond en de Voorhaven in te varen, bereiken.
Heel vreemd is dit binnenkomen. Zoo iets van een eeuw geleden. Stemmig staan de boomen van de Voorhaven te spiegelen in het bijna onbewogen water. Tegen de hooge kaden zijn gewone zeil- en beurtschepen gemeerd. Op de straat loopt een enkel mensch, graast een bok met één hoorn het gras tusschen de steenen. Nu even een gillen van kinderen, in het bangzijn voor een hond, dan den roep van een schipper die de Aelbrechtsluis passeeren wil.
Achter blauwe horretjes kijken rimpelige gezichten naar een enkelen vreemdeling, die de geboorteplaats van Piet Hein opzoekt.
Vlak bij Rotterdam, zelfs door deze stad in 1886 geannexeerd, is Delfshaven iets afzonderlijks gebleven. Misschien is de geschiedenis van dit plaatsje er wel de oorzaak van.
Verschillende steden aan de Maas zijn elkaar opgevolgd als hoofdplaatsen van verkeer aan die rivier in deze streken.
Van Vlaardingen is sprake tijdens de eerste graven van het Hollandsche Huis. In 1246 werd Delft door den Roomschen koning, graaf Willem II, met enkele stadsrechten begunstigd. Door diens zoon, Floris V, werd het met Oud-Delft vereenigd en zoo was deze combinatie binnenkort Vlaardingen boven het hoofd gegroeid.
(Slot volgt.)