koloniën aanvaardden, om maar al te vaak ziek terug te keeren.
Nu zijn er nog maar weinig menschen te zien, behalve de bootwerkers, die de lading in de langszij liggende vaartuigen lossen, of op de kade, de door electrische kranen vertilde goederen in de loodsen of waggons bergen.
Alle hefwerktuigen, spillen enz., die wij vanaf hier in westelijke richting aantreffen, worden door electrische kracht bewogen.
Geruischloos zwaaien de ijzeren armen door de lucht, tegelijk met de kooi waarin de bestuurder zit. Eenvoudig rust dit draaiend gedeelte op vier uitstaande pooten, zoodat de spoorwaggons sluip-door kunnen spelen. Sommige dezer kranen hebben zulke lange armen, dat zij de goederen uit het schip als het ware behoedzaam neerzetten in waggons, die op vier gelederen naast elkaar staan.
Was het bij de aanlegplaatsen der Lloyd betrekkelijk rustig, meer rumoer hooren wij bij de iets verdere ligplaatsen der Amerikabooten, waar wij de ‘Statendam’ aantreffen. Dit schip is tot dusver het grootste onzer haven, doch zal dat niet lang meer blijven.
Eenige cijfers worden hier gegeven om het enorme, zoo keurig ingerichte gevaarte eenigszins beter te doen kennen.
Lengte over alles 162 meter; breedte 18.2; holte is 43 = 13; gewicht van het schip in kilogrammen 7,500,000; tonneninhoud, bruto in kub. meter 29,715; kolenhokken 1,600,000 kilogrammen; passagiers eerste klasse 200, tweede klasse 150, derde klasse in vaste hutten 200, derde klasse in wegneembare hutten 1000. Aantal sloepen 18; aantal stoomketels (dubbele) 3; (enkele) 3; vuren totaal 33; kolenverbruik per etmaal 140,000 kilogrammen; Brandbluschmiddelen: brandkranen 48, handpompen 2, stoompompen 5, extincteurs 6, reddinggordels 2000.
Levensmiddelen voor ééne reis naar Amerika: gezouten en verduurzaamd vleesch 6000 kilogrammen; versch vleesch: 15 ossen, 10 kalveren, 20 schapen en 10 varkens (in de vrieskamer); gezouten en verduurzaamde visch (haring enz.) 2500 kilogrammen; versche visch (in de vrieskamer) 750 kilogrammen; gevogelte: 500 kippen, 500 eenden, 400 duiven, 60 ganzen en 80 poularden (in de vrieskamer); groenten in blik 2000 liter; versche groenten: 2000 bos kropsla, 300 st. bloemkool, 300 st. roode kool, 300 st. savoyekool, 100 fl. postelein, 500 bos wortelen, 100 hect. uien, 300 bos prij, 1000 bos soepgroenten, 5 hect. bieten, 1000 komkommers, 500 bos radijs, 150 ko. tomaten (volgens seizoen.) Aardappelen 200 hectoliter. Vruchten: 2000 appelen, 2000 peren, 6000 sinaasappelen, 2000 pruimen, 500 perziken, 100 meloenen, 30 watermeloenen, 50 ananassen, 30 bos bananen, 200 kilo druiven, 50 kilo noten, 1500 citroenen. Vruchten op water (in blikken à 1 liter) 300 liter; confituren 250 kilogrammen; meel (het brood wordt aan boord gebakken) 8000 K.G.; beschuit 250 K.G.; boter en kaas 2000 K.G.; room en melk 1500 liter; koffie en thee 1000 K.G.; suiker 1500 K.G.; kruidenierswaren 700 K.G.; grutterswaren 3000 liter; eieren 12000 stuks; room- en vruchtenijs 250 doozen; wijnen, likeuren, enz., flesschen, 1800 stuks; wijnen, likeuren, enz. halve flesschen, 1500 stuks; bier 6000. liter; mineraalwater, flesschen, 3000 liter.
De ‘Statendam’ gaat juist vertrekken. Eenige sleepbootjes sjouwen den reus van den wal, als had deze tegenzin den oever te verlaten, maar eindelijk in de breede vaargeul gekomen, stuift plots het water aan het achtereinde op, de sleepbooten gooien de trossen los, de reus hunkert naar de zee en het tweetal wentelende schroeven stuwt schip en lading naar het nieuwe werelddeel.
Hoog wapperen de vlaggetjes in den top der masten en plooit achteraan de driekleur, waarin het anker, dat de commandant als reserve-officier onzer marine voeren mag.
Overal figuren van menschen, klein tegenover de afmetingen van den stoomer, een laatst wuiven van zakdoeken naar die op de kade staan en dan....
Wat er omgaat in hen die gingen en bleven, weten wij niet; het leven is te vluchtig dan dat wij hierin doordenken mogen, maar geloof, hoop, liefde en smart blijven door alle eeuwen bij alle volken.
Wij hebben de meest westelijke punt der Wilhelminakade bereikt, het zoogenaamde Koninginnehoofd, waar in de kademuur de gouden letters van een gedenksteen ons tegenschitteren.
In 1891 heeft H.M. de Koningin dezen gelegd. Toen in zwarten rouw gekleed, heeft zij acht jaren later, van het jonge kind tot jonge vrouw gewassen, met haar Moeder de eerste havenstad van haar Koninkrijk weer opgezocht.
Een kleine stoomboot voerde de Vorstinnen over de onstuimige rivier, waarboven welfde een hooge Hollandsche wolkenlucht met zilveren zonnelichten.
Onvergetelijk oogenblik toen de Koninklijke boot de Wilhelminakade passeerde. Midden op stroom dreven pantserschepen, kanonneer- en torpedobooten; de bemanning in het want paradeerend, de kanonnen dof dreunend het saluut. Als het oude Ave Caesar, morituri te salutant, is het spreken van die metalen monden - is het grootsche gevoel dat de salueerenden bezielt.
Hel wappert het rood, wit en blauw, kleuren welke ongeschonden bewaard zullen blijven zoolang nog één matroos op die schepen leeft.
Hollands glorie ligt helaas maar al te veel in het oude. Voorbij zijn de tijden toen wij de zwakken konden helpen in den strijd tegen sterkeren, toen De Ruijter de Zweden deed vluchten, bijstaand de angstige Denen.
En nu! Bijna te smartelijk om te schrijven tracht daarginds in het Zuiden een volk van roovers het rood, wit en blauw met de groene en oranjebanen omlaag te rukken en te bezoedelen.
Een leugen is de droom van het ‘grooter Holland’....
De aanzienlijke vermeerdering van het aantal schepen, zoowel voor zee- als binnenvaart, maakte uitbreiding der havenruimte zeer gewenscht. (In 1850 was de inhoud der binnengekomen schepen 400,000 ton; in 1870 1,375,000 ton; in 1880 1,725,000 ton en in 1899 6,360,000 ton. Het aantal zeeschepen nam van 3000 in 1870 tot 3250 in 1880 en tot 6973 in 1899 toe.)
De Binnen- en Spoorweghaven zijn door middel van spuiing en ijsploegen 's winters open te houden, dus mogen niet gebruikt worden als bergruimte wanneer bij ijsgang de schepen de rivier moeten verlaten.
Om aan de eischen van havenuitbreiding en bergruimte tegemoet te komen is na 1887 de Rijnhaven tot stand gebracht. De grond die hiertoe uitgegraven moest worden lag 1 M. boven laagwater en werd verwijderd tot 7 M. onder laagwater, over eene uitgestrektheid van 30 H.A. Zoodra de baggermolen het land indrong en eenige diepte gegraven had, volgden steeds direct de schepen, alsof zij begeerig waren de vergrooting van hun gebied onmiddellijk in bezit te nemen.
De ingang van de haven is 140 M. breed en schuin op den stroom, zoodat de vaartuigen zonder veel bezwaar binnen kunnen komen. De grootste breedte aan het einde is 450 M.
In het midden staan 21 meerstoelen, waaraan 16 groote zeeschepen bevestigd kunnen worden, en naar weerszijden in lichters lossen. De boorden zijn bijna geheel van kaaimuren voorzien, waarop kranen, die de goederen uit schepen in spoorwaggons, karren en pakhuizen overladen.
(Wordt vervolgd.)