Zoo gaan er zooveel teere dingen weg in onzen practischen tijd.
Omstreeks vier uur, na een helderen winterdag, is het een groot genot vanaf de boot (of Oude Plantage) dit zelfde stadsgezicht te genieten.
De luchten zijn dan paars, en violet, en rood, en grijs en blauw, hel naast elkaar of saamvervloeiend.
Nevels hangen wazig om de stad, lichten beginnen overal te schitteren.
Grijze en witte ijsschollen drijven den stroom af, naar zee, over en naast elkaar gaand, pletterend tegen de brugpijlers of verdeeld door de ijsploegen. Alleen grootere schepen rusten op den vloed en doen hun eentonig, sidderend gebrom hooren, bij het invaren der havens.
De maan is hooger gerezen en schijnt feëriek langs de besneeuwde boomen der Oude Plantage.
Donkere vlekken water, tusschen de ijsschollen opengebleven, tintelen alsof er loovertjes van goud gestrooid zijn, en als in een wonderland rust in het blanke manelicht de stad.
Het gedreun en gedaver van de fabrieken aan de overzijde, het scherpe fluiten der treinen roepen ons uit deze extase terug.
We zijn thans
koningshaven (in de westelijke richting gezien). op den voorgrond de koninginnebrug, daarachter de spoorbrug. de draaibruggen zijn geopend.
bij den ingang der Koningshaven, ter hoogte van de Nassauhaven, en hebben dus het eigenlijke Feijenoord bereikt.
In 1590 werd dit driehoekige eiland, omringd door de Maas, Zwanengat (thans Spoorweghaven) en Mallegat, voor f 2400 door Rotterdam gekocht, ‘om door duikeldammen de verlanding des strooms vóór de stad te voorkomen.’
Tot in de tweede helft der 19e eeuw is dit eiland ongestoord gebleven.
‘Door het tot stand komen der wetten, die Rotterdam nieuwe wegen te water en te land zouden verschaffen, werd de ondernemingsgeest hier wakker en begreep men dat de havens thans ook in overeenstemming met den te verwachten nieuwen toestand moesten gebracht worden.
Bij alle plannen tot uitbreiding der havenwerken werd het oog geslagen op de overzijde der rivier als de meest geschikte plaats om de nieuwe handelsinrichtingen te doen verrijzen.’
Verschillende projecten werden opgemaakt, later ook in verband met den spoorweg naar het Zuiden. Het zou ons te ver brengen, dit alles uitvoerig te behandelen, wij zullen alleen de resultaten mededeelen.
De Staat bouwde het spoorwegviaduct door de stad, de spoorbrug over de Maas, groef de Spoorweghaven en voorzag deze aan de Westzijde van kaaimuren, kranen, sporen en loodsen. Dit was van 1870 tot 1877. Een jaar later werd door de Gemeente, die ook den bovenbouw der draaibrug over de Spoorweghaven maakte, een vaste brug, de Willemsbrug, over de Maas gebouwd en moest, om aan de scheepvaarteischen te voldoen, de Koningshaven gegraven worden, (waarover een draaibrug), opdat de vaartuigen met staanden mast zouden kunnen passeeren.
Voor den handel zelve, werd de Rotterdamsche Handelsvereeniging opgericht, die het terrein tusschen de Spoorweghaven en den rivierdijk in erfpacht kreeg en aldaar voor eigen rekening de Binnen- en Entrepothaven liet graven, de Oostzijde van de Spoorweghaven bekaaide, de basculebrug over de Binnenhaven maakte en voor de noodige loodsen, sporen en kranen zorgde.
In 1879 was de Handelsvereeniging hiermee gereed, na eene uitgave van f 13,000,000.
Ook waren de beide boorden der Koningshaven en de oevers van het Noordereiland (eiland tusschen Maas en Koningshaven) door de Gemeente van kaaimuren voorzien.
Helaas werd niet beantwoord aan de schitterende vooruitzichten die men zich voorgesteld had.
De vaalgrauwe wolk van het ongeluk hing niet alleen boven de werken van den Nieuwen Waterweg, maar ook over de Handelsterreinen op den Linker-Maasoever.
De débacle van Pincoff, ondanks alles toch een verdienstelijk man, die door een jonger geslacht beter beoordeeld zal worden dan door het oudere, dat leed onder zijne fouten, is het begin van het einde geweest der Handelsvereeniging.
In 1882 even nog een schermutseling der zoo zwaar gedrukte met de Gemeente, die voor f 4,000,000 eigenares werd van datgene, wat drie jaren te voren voor f 13,000,000 tot stand was gekomen.
Nu voldoende op de hoogte, kunnen we de Koningshaven binnenvaren, na nog even opgemerkt te hebben dat de Nassauhaven, voor niet diepgaande schepen bestemd, een soort fabriekshaven is. Hier toch wijkt de Gemeente af van den eenmaal aangenomen regel, om de strook gronds van 30 M. breedte langs elke haven, nooit te verkoopen (wel te verhuren). Voor de industrie is het te bezwarend, om hare dure gebouwen op gronden te plaatsen, die alleen gehuurd of in erfpacht te verkrijgen zijn, en zij maakt daarom ook gretig gebruik van de terreinen om de Nassauhaven, waar behalve de wateraansluiting nog spoorverbinding bekomen kan worden.
Op den hoek van Nassau- en Koningshaven staat de Margarinefabriek Van den Bergh Ltd., waar honderden arbeiders melk en vetstoffen verwerken tot de gele massa, die met den stempel ‘margarine’ gemerkt, zoo menig landbouwer in verzoeking brengt om te doopen in den zusternaam, natuurboter.
Langs de bierbrouwerij d'Oranjeboom, en (ter rechterzijde) de stoombooten, die den Rijn bevaren, zijn wij de twee draaibruggen genaderd.
Onder de hooge spoorbrug kunnen wij doorvaren, onder de lagere van de Gemeente (Koninginnebrug) gewoonlijk niet. Deze en de Willemsbrug vormen de eenige belangrijke verbinding tusschen Rechter- en Linker-Maasoever, hetgeen evenwel een onhoudbare toestand is, blijkens de volgende cijfers: