Transvaalsche Kiekjes.
De verbonden republieken in Zuid-Afrika zijn de laatste tijden niet bijzonder voorspoedig geweest. Na de glorieuse dagen van December is omstreeks het einde van Februari en het begin van Maart de eene catastrophe na de andere gekomen: Kimberley ontzet, Cronjé gecapituleerd, Ladysmith verlaten!
Men heeft het mindere succes wel willen toeschrijven aan de mindere gave van de Transvaalsche en Vrijstaatsche aanvoerders om partij te trekken van hun overwinningen. Na een zege volgde er steeds een tijdperk van rust bij de overwinnende federalen. Dat verwijt heeft men gericht tot Cronjé ten opzichte van Magersfontein, waar hij na het weergalooze succes van December, werkeloos bleef talmen; hetzelfde verwijt heeft men niet gespaard aan wijlen den commandant-generaal Joubert, van wien men oordeelde, dat hij na de gevechten bij Spionkop krachtiger had moeten doortasten, en dat in October des vorigen jaars de overgave van Ladysmith zelfs het groote krijgsbedrijf had moeten zijn, toen, zooals achteraf schijnt te blijken, generaal White voor een enkelen krachtigen aanval zou gezwicht zijn.
Wij kunnen dat hier niet beoordeelen, al is de meening niet te boud, dat een Europeesch generaal beter van een gunstige positie had geprofiteerd. De vraag blijft echter altijd of zulk een generaal het wel tot eene gunstige positie zou gebracht hebben, en daarvan hebben de generaals der verbonden republieken in elk geval de verdienste.
Na den dood van Joubert en de capitulatie van Cronjé was men verstoken van de bekendste legeraanvoerders met het meest historisch vertrouwen ook, en onzekerheid bestond er wie den commandant-generaal zou opvolgen.
Mag men de berichten gelooven, dan is ten slotte de keus gevallen op den jongen Louis Botha, wiens onvergelijkelijk succes bij Spionkop nu wereldbekend is.
Of de nieuwe commandant-generaal - op dit oogenblik is hij het nog waarnemend, daar de burgers zijn benoeming bij stemming nog moeten bekrachtigen - Joubert's tactiek zal volgen dan wel een nieuwen koers inslaan, hiervan is nog niets bekend. Voorloopig schijnt hij zijn ondergeschikte generaals vrijwel de vrije hand te laten in het werk van het gevechtsterrein, den Oranje-Vrijstaat, terwijl hij zelf zijn beste krachten inspant om de uiterst moeilijk toegankelijke Biggarsbergen tot een onneembare vesting te maken. In elk geval moeten de Engelschen hier passeeren en is er dus een goede gelegenheid om hen af te wachten.
Of de uitkomst de verwachting der Boeren zal bevestigen is onzeker; dat het thans echter hapert aan een opperbevelhebber, die nevens ontembaren moed en voortreffelijk beleid, het vertrouwen zijner medeburgers geniet, kan niet worden beweerd.
Een oogenblik had men gedacht aan generaal Schalk Burger, van wien wij hier het portret geven. Overwegingen van verschillenden aard hebben echter gemaakt, dat de keuze niet op hem viel. De laatste dagen gaat het gerucht, dat men hem van het oorlogsveld naar Pretoria zal doen komen, daar door het vertrek van de heeren Fischer en Wolmarans (de deputatie der verbonden Zuid-Afrikaansche Republieken) de Uitvoerende Raad nog slechts bestaat uit den President en den Staatssecretaris. Onmogelijk is dit niet en zelfs niet onwaarschijnlijk. Als Uitvoerend Raadslid, gelooft men trouwens, dat de heer Schalk Burger schooner lauweren zal kunnen behalen dan als aanvoerder in den oorlog.
Hoe het ook zij, hopen wij van harte, dat de te nemen beslissing den Boeren ten goede moge komen in hun harden doch eervollen strijd.