Oud-Parijs.
Op de Wereldtentoonstelling 14 April j.l. geopend te Parijs.
Met illustratiën.
De meesten onzer lezers hebben stellig de herinnering bewaard aan het bekende ‘Oudt Hollant’ van de tentoonstelling
‘tour du louvre’ en ‘huis met de pilaren’.
in 1895 te Amsterdam gehouden, of aan ‘Oud-Dordrecht’ een paar jaar later te Dordrecht tijdens de tentoonstelling voor nijverheid en kunst aldaar vertoond, of wellicht aan ‘Oud-Antwerpen’, dat niet ver over onze grenzen vele bezoekers uit ons land trok, of aan eenige andere reproductie eener oude stad, in de latere jaren bijna steeds als appendix van groote attractie aan de grootere tentoonstellingen toegevoegd.
Stellig is deze laatste qualificatie juist voor wie het bezoekers-gewemel hebben waargenomen, dat steeds in die typische historische gedeelten der expositie zich bewoog, ook al was het overigens op het terrein niet overvol, en voor wie zich nog voor den geest weten te tooveren die overgezellige avonden waarom ‘Oudt Holland’ van 1895 beroemd was, als de man van het poortgeld den slagboom aan zijn tolhuisje moest laten vallen om de al te druk aanstroomende bezoekers te keeren.
Is het wonder dat zich ook voor de nu juist geopende wereldtentoonstelling van Parijs eene combinatie vormde, die er op uit geweest is ook daar zulk een aantrekkelijk complex te vormen, zooals thans in ‘Oud-Parijs’ is belichaamd en van welk stadje dezer dagen de plechtige ‘opening’ heeft plaats gehad?
Wij zijn tot ons leedwezen niet in staat geweest die opening bij te wonen, maar zijn toch verheugd, dat wij van de hand van kundige mannen een beschrijvinkje daarvan kunnen opnemen, en wel van den heer Mr. Louis H. Israels, onzen landgenoot, die zijn medeburgers aan zich verplicht heeft door menig andere wijze, waarop hij er naar streeft hun van dienst te zijn bij deze het oog verbijsterende expositie, o.a. door het aandeel dat hij gehad heeft in het samenstellen van een bruikbaren gids ten dienste van Nederlanders die de tentoonstelling bezoeken en door de wijze, waarop hij de belangen der vaderlandsche Pers tegenover de Fransche collega's behartigt.
Aan zijn vaardige pen danken wij de volgende beschouwing van ‘Oud-Parijs’ en van het eerste bezoek daaraan door president Loubet gebracht.
Op den Quai de Billy, vanaf den pont de l'Alma, tot aan de nieuwe loopbrug, die juist voor het midden van het paleis van het krijgswezen uitkomt, is op een oppervlak van niet minder dan 6000 vierk. meter een stad verrezen, waarvan alle gebouwen, straatjes en pleintjes opgetrokken zijn naar de gegevens die de geschiedenis van Parijs oplevert. Wij vinden er de oude Latijnsche wijk, toen de wijk des Ecoles geheeten, daarnaast de omgeving van het Louvre met de verdwenen kerk St. Julien des Menétriers, het hotel der Rekenkamer uit de 16e eeuw, den pont au Change zooals hij er uitzag toen nog kleine winkeltjes aan beide zijden van de brug de plaats innamen der tegenwoordige voetpaden, de oude Halles, nog als houtconstructie, het grand Chàtelet en het paleis van justitie met zijne groote zaal, met zijn trap bij de Ste Chapelle, enz.
Mooie, aardige straatjes, schilderachtige pleintjes, geveltjes van vóór den kazernebouw, uithangborden, waarvan sommige zeer ver gaan in hunne realistische aanwijzing, vormen met deze hoofdgebouwen een zeer aardig geheel, waarvan het profiel langs de Seine reeds maanden lang ons oog aangenaam aandeed.
Het is tegenwoordig mode bij tentoonstellingen dergelijke herinneringen uit het verleden als groot aantrekkingspunt op te bouwen. Antwerpen en Amsterdam, Budapest en Stockholm en nog meer steden zagen haar herleefde schim, maar Oud-Parijs is, naar ik meen, in die richting het meest uitgebreide en volledige. Er zijn niet veel en, vooral geen groote pleinen, de straten zijn smal en de kaden niet breed, maar dat is niet alleen omdat er
wachtpost op de ‘pré aux cleres’.
zooveel gebouwen zijn, doch ook omdat Parijs vóór het begin dezer eeuw zoo bijzonder dicht gebouwd was. Onze tegenwoordige breede