De Engelsche soldaat.
(Vervolg en slot van blz. 128.)
Zooals wij reeds zeiden hebben de onderofficieren al die voorrechten, waarop de niet gegradueerden aanspraak maken en zonder welke zij beslist zouden weigeren in dienst te treden. Wat hun positie nog daarenboven begeerlijk maakt is het feit, dat de officieren, grands seigneurs als zij zijn, zich bijna niet met den inwendigen dienst bemoeien en dus er belang bij hebben de onderofficieren door vrijgevigheid en geschenken zoo aangenaam mogelijk te zijn.
De warrant-officer, bataljonsadjudant, is een voornaam persoon bij het regiment; niemand kan hem straffen; hij is alleen verantwoording schuldig aan den krijgsraad. Hij is de oppermachtige chef in de kazerne. Zoodra men in de verte de vier chevrons en het gouden kroontje ziet schitteren, die zijn rechtermouw versieren, is het een algemeene opwinding; de sergeant van de wacht wordt onrustig, de soldaten, met corvée-diensten belast, vegen de binnenplaats met ijver aan, de schildwachten gaan in de houding staan aan het hek der kazerne.
Er was heden feest in het logies der onderofficieren, lezen wij in een brief van den dragonder Robin; onze sergeant-majoor ontving aan den vooravond van zijn vertrek uit het regiment een betuiging van achting en sympathie. Hij keert nu in het burgerleven terug na 30 jaren doorgebracht te hebben in South Surrey; hij is weduwnaar zonder kinderen; hij gaat naar Schotland terug, waar zijn f 1100 pensioen hem veroorloven als mijnheer te leven en een huisje te koopen. Hij zal hier zeer betreurd worden, ‘daar hij om zijn onpartijdigheid niet dan vrienden telde,’ zooals de luitenant-kolonel het in zijn dagorder van hedenochtend uitdrukte. Te twee ure hebben alle officieren, die geen dienst hadden, met een kapitein en den majoor-adjudant hem een zilveren theepot en melkkan aangeboden, waarin zijn initialen gegraveerd waren. Men moge zeggen: een echt Engelsch geschenk! Het zij zoo. Maar ik wensch u toe dikwijls in uw regiment dergelijke plechtigheden te hebben, waarbij de broederlijke omgang van de onderofficieren en de achting hunner chefs op zoo treffende wijze tot uiting komen.
Wilt ge een ander voorbeeld? Laten wij naar het bal gaan. Aan den ingang van de zaal worden wij ontvangen door een sergeant, keurig in uniform, met opgedraaide knevels, gepommadeerd, met onberispelijke handschoenen. Hij biedt zijn arm aan eene officiersvrouw en treedt als haar cavalier op bij dans en souper. Er is daardoor een aangenaamheid tusschen chef en ondergeschikte, die in andere landen niet bestaat. Bij den dienst daarentegen komt de Engelsche officier in kleinigheden minder met zijn ondergeschikten in aanraking dan in andere rijken en men ziet hem dan ook zoo weinig mogelijk in de kazerne; de eenige officier, die daar geregeld komt, is de officier van de week. Deze komt op de chambrée als de soldaten zitten te eten of liever, hij stoot de deur een eindje open en gooit snel een: ‘Geen aanmerkingen?’ naar binnen en reeds is hij de trappen weer af nog vóór iemand den tijd gehad heeft te antwoorden.
Deze officieren, wij hebben het reeds gezegd, leven als grands seigneurs. Onder elkaar is de omgang zeer aangenaam en men merkt er weinig van rangverschil, wat een gevolg hiervan is dat zij tot denzelfden kring en tot dezelfde caste behooren. Op een wijze, die ons eenigszins verbaast, blijkt dit: ieder op zijn beurt presideert de tafel zonder dat de hoogste in graad der aanzittenden eenig meer recht heeft dan de anderen, behalve in enkele zeer delicate gevallen en dan nog onder eigen verantwoordelijkheid.
De officieren komen uit de groote opleidingsinrichtingen als Eton of Harrow en blijven dan twee jaar op de militaire school te Sandhurst, waar, in 't voorbijgaan gezegd, de prijs van het verblijf per jaar f 2500 bedraagt. Ook kunnen zij uit de miliciens voorkomen. Deze methode van recruteering, vroeger slechts bij uitzondering toegepast, schijnt meer en meer algemeen te worden.
Wat het luitenantsbrevet betreft, na als gemeen soldaat gediend te hebben, men behoeft daaraan niet te denken, tenzij bij speciale en minder geziene corpsen, als trein en dergelijken.
Wat te zeggen van de luxe, die door deze officieren wordt tentoongespreid en waarover men tot vervelens wordens toe heeft geschreven? Het is geen zeldzaamhid dat bijv. voor de poneys, waarop de officieren polo spelen, tot f 3000 per