Nervositeit
door Dr. E. Monin.
Zoo er in den tegenwoordigen tijd eene sanitaire vraag is van algemeen belang, dan is het in ieder land stellig die omtrent de nervositeit.
De meest in het oog springende oorzaken der nervositeit zijn de erfelijke aanleg en daarnevens de voortdurende beweeglijkheid en het gebrek aan evenwicht van onze levenswijze, waarbij men zoowel wat in- als uitspanning door genot betreft te veel van het lichaam vordert, aldus als het ware het koord aan beide einden in brand stekend.
De nervositeit is het onvermijdelijke gevolg van de groote beschavingsmiddelpunten, waar politiek, industrie en finantiewezen op de spits zijn gedreven; de nervositeit is, zooals men het wel eens heeft uitgedrukt, een belasting gelegd door de goden op de al te groote beschaving en de al te verre afwijking van den oorspronkelijken eenvoud.
Het misbruik van zekere prikkels, als koffie, thee, tabak, alcohol, de zedelijke aandoeningen en zelfs de materieele gebeurtenissen, als verdriet, geldverlies, teleurgestelde liefde, te groote lichamelijke inspanning, enz. enz., leveren aan de nervositeit of zenuwziekte de meeste slachtoffers.
Neen, het is werkelijk niet ongestraft, dat de mensch het budget zijner lichaamskrachten, hem door moeder natuur geschonken, overschrijdt. Maar in den tegenwoordigen tijd doen een opgevoerde opvoeding der jeugd, met name in de groote steden, het al te vroeg gaan naar theaters, het zich overgeven aan spel, het overdreven doen aan muziek, - het lichaam al zeer spoedig rijp worden voor zenuwoverprikkeling, doordat de hersenmassa niet haar volle rijpheid schijnt te bereiken. Verliezen wij daarbij een factor niet uit het oog, de dagelijksche omgang met zenuwzieken. De zenuwbesmetting - meestal door imitatie - is verre van denkbeeldig; in de practijk komen de medici er menigmaal mede in aanraking.
De verschijnselen der zenuwziekte zijn verschillend naar gelang van de soort der aandoening. Er heerscht geen grooter verscheidenheid dan onder het heirleger van gevallen der zenuwaandoening. Hier zullen de meest voorkomende gevallen beschreven worden.
Allereerst komt een algemeene vermoeidheid, gepaard met hoofdpijn, verzwakking van het geheugen en van den wil, ongelijkmatigheid van humeur en prikkelbaarheid voor. De behoefte aan voedsel vermindert, het vermogen om de aandacht bij een bepaald punt te bepalen neemt af, de ongedurigheid vermeerdert. Het meest gewone werk valt moeilijk. De zenuwzieke klaagt over pijn in rug en lenden, over prikkeling der spieren door het geheele lichaam.
De zieke, die zijn voortdurenden achteruitgang merkt, vindt in zichzelven een overvloedige bron van zorg en zwaarmoedigheid. Hij analyseert alles, wantrouwt allen en alles; zijn achterdocht maakt hem besluiteloos, onbeslist en tot menschenhater. Meer en meer sluit hij zich in zichzelven op, hij klaagt over de ledigheid des levens en laat zich over alle levensomstandigheden met bitterheid uit. De nervositeit is een ware Nessusmantel. De zieken beklagen zich dat er voortdurend een soort nevel over hun oogen ligt, hebben last van ‘mouches volantes’, knippen met de oogleden enz., hun blik is beneveld. De maag werkt moeilijk en is zwak, de nieren zijn dikwijls aangedaan, het hart heeft last van kloppingen. Het denken wordt moeilijk, het vermogen om op te merken verzwakt en het herinneringsvermogen wordt eveneens minder; nu en dan maakt de zieke crisissen door van diepe neerslachtigheid. Het spierweefsel wordt ziekelijk en er komen daarin storingen en afwijkingen voor. De hoofdpijn neemt gedurende den tijd der digestie toe en er schijnt nu en dan iets zwaars op de hersenen te drukken.
Overigens, het zij hier nog eens herhaald, er is niets meer verscheiden dan het aantal gevallen van zenuwziekten; er is bij hun verscheidenheid maar één ding dat onverscheiden is, n.l. hun verscheidenheid.
Wat steeds treft en wat voor de zieken het meest demoraliseerend werkt, dat is hun absoluut gemis aan ‘zenuwreserve’, waardoor hun ‘belasting’ zoo velerlei vorm aanneemt, als zenuwangst, idée fixe, onweerstaanbare drang om iets te doen ondanks den wil, enz. enz. Deze abnormale verschijnselen en de zich daaraan vastknoopende gedachten, die onder het bedwang van den wil volstrekt niet vallen, verontrusten de nachten van den zenuwzieke nog bovendien en verhoogen diens prikkelbaarheid. Vanaf den dag waarop de slaap de werking van den geest niet meer tot rust vermag te brengen en de hersenwerking blijft voortduren tijdens de periode, die zenuwen en bewustzijn de noodige rust moest brengen, merkt men de verergering van de kwaal duidelijk op. Bij de zenuwzieken is de slaap, die groote geneesmeester der gezonden, ontoereikend tot herstel van het geestelijk evenwicht, en niet zelden gebeurt het bij deze patiënten, dat zij na een paar uur zwaren en diepen slaap, de rest van den nacht in volkomen slapeloosheid doorbrengen.
Daarbij komt dat de zenuwlijder, steeds zich bewust van en steeds zich verdrietig makend over zijn toestand, den moed verliest. Het is alsof hij een zwarten bril draagt; zijn karakter, onsekuur en onstandvastig, weerspiegelt zich in zijn woorden en in wat hij schrijft. Het verdriet en de