Luitenant-Generaal K. van der Heijden. †
Even gloorde de dageraad in het Oosten, toen hij zacht en gerust ontsliep, vredig, de grijze generaal.
En het licht week uit het eenige oog, dat hij nog had; het andere had hij zijn
luitenant-generaal k. van der heijden. †
Vaderland en zijn Koning gegeven, jaren her, in het gloeiende land ver over zee.
En de vlag daalde op het witte huis, omdat de meester was heengegaan.
En samengroepten de oude strijders, wier overste en wier vader hij was geweest; zij hadden hem verloren, wiens gelijke zij nimmer meer zouden zien; er was een stuk van hun leven gescheurd, van hun leven van oude krijgers, die onder hem hadden gestreden of die hem vereerden als hun ridder uit de heldensagen uit een tijdperk vóór hen.
En weer kwamen ze terug in hun harten die roemruchte namen Bali, Banjermassing, Samalangan, waar hij gestreden had met velen hunner, als een leeuw.
Nu was hij heengegaan, en zijn strenge mond zou geen vriendelijke woorden meerspreken, en dat ééne oog zou niet meer schitteren en doorboren wie voor hem stond.
Karel van der Heijden, gepensionneerd luitenant-generaal, commandant van het Koninklijk Militair Invalidenhuis op ‘Bronbeek’, heeft gelukkig gediend, opklimmende van den laagsten graad tot den hoogsten rang. Op 15jarigen leeftijd, in 1841 - hij was den 12den Januari 1826 te Batavia geboren - nam hij dienst als soldaat, den 1sten Februari 1881 werd hij eervol gepensionneerd als luitenant-generaal. In die 40 jaren valt een tijdperk van worstelen en van verwinnen, van voorspoed, maar ook van tegenwerking.
Zijn loopbaan ligt in Indië; daar verwierf hij zijn lauweren, de eerste nog vóór hij den officiersrang had bereikt.
In 1848 en 1849 nam hij deel aan de tweede en derde expeditie tegen Bali. Wegens zijn gedrag bij die krijgsverrichtingen werd sergeant-majoor Van der Heijden benoemd tot ridder der Militaire Willemsorde 4e klasse.
In 1851 en 1852 onderscheidde de jonge officier zich weer bij de krijgsverrichtingen in het Palembangsche en van 1860 tot 1863 geeft hij herhaaldelijk bewijzen van zijn onverschrokkenheid en zijn beleid bij de krijgsverrichtingen in de Z. en O. afdeeling van Borneo. Als hebbende zich daarbij onderscheiden, werd hij reeds bevorderd tot ridder der Militaire Willemsorde 3e klasse. Ook in 1864 en 1865 zien wij hem in de gelederen der expeditionaire troepen op Borneo terug.
In 1874 - den 23n Januari - bij de 2e expeditie naar Atjeh ontvangt hij in den strijd een schampschot langs de rechterlies en den onderbuik. Hij wordt benoemd tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, als hebbende zich ook in dien veldtocht onderscheiden.
Van 1876 tot 1880 neemt Van der Heijden onafgebroken deel aan de krijgsverrichtingen tegen Atjeh. Op 26 Augustus 1877 vooraan in het gevecht bij Samalangan wordt kolonel Van der Heijden getroffen door een matten kogel tegen het